وَالْمُرْسَلَاتِ عُرْفًا(1) Bij de met goedheid uitgezondenen. |
فَالْعَاصِفَاتِ عَصْفًا(2) Bij de met spoed voortspoedenden. |
وَالنَّاشِرَاتِ نَشْرًا(3) En bij de verspreid verspreidenden. |
فَالْفَارِقَاتِ فَرْقًا(4) Bij de scheidend scheidenden. |
فَالْمُلْقِيَاتِ ذِكْرًا(5) Bij de doorgevenden van de Vermaning. |
عُذْرًا أَوْ نُذْرًا(6) Als een afwijzing van verontschuldigingen of als een waarschuwing. |
إِنَّمَا تُوعَدُونَ لَوَاقِعٌ(7) Voorwaar, wat jullie is aangezegd, zal zeker gebeuren. |
فَإِذَا النُّجُومُ طُمِسَتْ(8) Wanneer dan de sterren gedoofd worden. |
وَإِذَا السَّمَاءُ فُرِجَتْ(9) En wanneer de hemel gespleten wordt. |
وَإِذَا الْجِبَالُ نُسِفَتْ(10) En wanneer de bergen verpulverd worden. |
وَإِذَا الرُّسُلُ أُقِّتَتْ(11) En wanneer voor de Boodschappers de tijd vastgesteld is. |
لِأَيِّ يَوْمٍ أُجِّلَتْ(12) (Er wordt gezegd:) "Tot welke dag is er uitstel gegeven?" |
لِيَوْمِ الْفَصْلِ(13) Tot de Dag van de Beoordeling. |
وَمَا أَدْرَاكَ مَا يَوْمُ الْفَصْلِ(14) En wat doet jullie weten wat Dag van de Beoordeling is? |
وَيْلٌ يَوْمَئِذٍ لِّلْمُكَذِّبِينَ(15) Wee die Dag de loochenaars! |
أَلَمْ نُهْلِكِ الْأَوَّلِينَ(16) Hebben Wij de vroegeren niet vernietigd? |
ثُمَّ نُتْبِعُهُمُ الْآخِرِينَ(17) Waarna Wij hen deden opvolgen door de lateren? |
كَذَٰلِكَ نَفْعَلُ بِالْمُجْرِمِينَ(18) Zo behandelen Wij de misdadigers. |
وَيْلٌ يَوْمَئِذٍ لِّلْمُكَذِّبِينَ(19) Wee die Dag de loochenaars! |
أَلَمْ نَخْلُقكُّم مِّن مَّاءٍ مَّهِينٍ(20) Hebben Wij jullie niet uit een onaanzienlijk water geschapen? |
فَجَعَلْنَاهُ فِي قَرَارٍ مَّكِينٍ(21) Toen plaatsten Wij het in een beschermende rustplaats. |
إِلَىٰ قَدَرٍ مَّعْلُومٍ(22) Tot een bekend tijdstip. |
فَقَدَرْنَا فَنِعْمَ الْقَادِرُونَ(23) Wij beschikten (erover) en Wij zijn de beste Beschikkers. |
وَيْلٌ يَوْمَئِذٍ لِّلْمُكَذِّبِينَ(24) Wee die Dag de loochenaars! |
أَلَمْ نَجْعَلِ الْأَرْضَ كِفَاتًا(25) Hebben Wij de aarde niet tot een plaats ven verzameling gemaakt? |
أَحْيَاءً وَأَمْوَاتًا(26) Zowel voor levenden en doden? |
وَجَعَلْنَا فِيهَا رَوَاسِيَ شَامِخَاتٍ وَأَسْقَيْنَاكُم مَّاءً فُرَاتًا(27) En Wij plaatsten daarop stevige bergen en Wij schonken jullie helder water. |
وَيْلٌ يَوْمَئِذٍ لِّلْمُكَذِّبِينَ(28) Wee die Dag de loochenaars! |
انطَلِقُوا إِلَىٰ مَا كُنتُم بِهِ تُكَذِّبُونَ(29) Gaat naar dat wat jullie plachten to loochenen! |
انطَلِقُوا إِلَىٰ ظِلٍّ ذِي ثَلَاثِ شُعَبٍ(30) Gaat naar een schaduw (van rook) die drie kolommen heeft. |
لَّا ظَلِيلٍ وَلَا يُغْنِي مِنَ اللَّهَبِ(31) Die geen schaduw geeft en die niet baat tegen het vlammende Vuur. |
إِنَّهَا تَرْمِي بِشَرَرٍ كَالْقَصْرِ(32) Zij (de Hel) werpt vonken als kastelen. |
كَأَنَّهُ جِمَالَتٌ صُفْرٌ(33) Alsof zij gele kamelen waren. |
وَيْلٌ يَوْمَئِذٍ لِّلْمُكَذِّبِينَ(34) Wee die Dag de loochenaars! |
هَٰذَا يَوْمُ لَا يَنطِقُونَ(35) Dit is een Dag waarop zij niet spreken. |
وَلَا يُؤْذَنُ لَهُمْ فَيَعْتَذِرُونَ(36) En er wordt hun niet toegestaan zich te verontschuldigen. |
وَيْلٌ يَوْمَئِذٍ لِّلْمُكَذِّبِينَ(37) Wee die Dag de loochenaars! |
هَٰذَا يَوْمُ الْفَصْلِ ۖ جَمَعْنَاكُمْ وَالْأَوَّلِينَ(38) Dit is de Dag van de Beoordeling, Wij verzamelen jullie en de vroegeren. |
فَإِن كَانَ لَكُمْ كَيْدٌ فَكِيدُونِ(39) Als jullie dan een list hebben, voert die dan uit. |
وَيْلٌ يَوْمَئِذٍ لِّلْمُكَذِّبِينَ(40) Wee die Dag de loochenaars! |
إِنَّ الْمُتَّقِينَ فِي ظِلَالٍ وَعُيُونٍ(41) Voorwaar, de Moettaqôen verkeren in schaduwen en bij bronnen. |
وَفَوَاكِهَ مِمَّا يَشْتَهُونَ(42) En er zijn vruchten die zij wensen. |
كُلُوا وَاشْرَبُوا هَنِيئًا بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ(43) (Er wordt gezegd:) "Eet en drinkt smakelijk voor wat jullie plachten te verrichten." |
إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجْزِي الْمُحْسِنِينَ(44) Voorwaar, zo belonen Wij de weldoeners. |
وَيْلٌ يَوْمَئِذٍ لِّلْمُكَذِّبِينَ(45) Wee die Dag de loochenaars! |
كُلُوا وَتَمَتَّعُوا قَلِيلًا إِنَّكُم مُّجْرِمُونَ(46) Eet en geniet even: voorwaar, jullie zijn misdadigers. |
وَيْلٌ يَوْمَئِذٍ لِّلْمُكَذِّبِينَ(47) Wee die Dag de loochenaars! |
وَإِذَا قِيلَ لَهُمُ ارْكَعُوا لَا يَرْكَعُونَ(48) En wanneer er tot hen gezegd wordt: "Buigt jullie (in de shalât)," dan buigen zij niet. |
وَيْلٌ يَوْمَئِذٍ لِّلْمُكَذِّبِينَ(49) Wee die Dag de loochenaars! |
فَبِأَيِّ حَدِيثٍ بَعْدَهُ يُؤْمِنُونَ(50) In welk Woord na hem (de Koran) zullen zij dan geloven? |