تَنزِيلُ الْكِتَابِ مِنَ اللَّهِ الْعَزِيزِ الْحَكِيمِ(1) (De Koran) is de neerzonding van het Boek van Allah, de Almachtige, de Alwijze. |
إِنَّا أَنزَلْنَا إِلَيْكَ الْكِتَابَ بِالْحَقِّ فَاعْبُدِ اللَّهَ مُخْلِصًا لَّهُ الدِّينَ(2) Voorwaar, Wij hebben het Boek met de Waarheid aan jou (O Moehammad) gezonden, aanbid daarom Allah, Hem zuiver aanbiddend. |
أَلَا لِلَّهِ الدِّينُ الْخَالِصُ ۚ وَالَّذِينَ اتَّخَذُوا مِن دُونِهِ أَوْلِيَاءَ مَا نَعْبُدُهُمْ إِلَّا لِيُقَرِّبُونَا إِلَى اللَّهِ زُلْفَىٰ إِنَّ اللَّهَ يَحْكُمُ بَيْنَهُمْ فِي مَا هُمْ فِيهِ يَخْتَلِفُونَ ۗ إِنَّ اللَّهَ لَا يَهْدِي مَنْ هُوَ كَاذِبٌ كَفَّارٌ(3) Weet dat Allah de zuivere aanbidding toekomt. En degenen die naast Hem beschermers nemen (zeggen:) "Wij aanbidden ben slechts opdat zij ons zo dicht mogelijk tot Allah brengen." Voorwaar, Allah zal tussen hen rechtspreken over dat waarover zij van mening verschillen. Voorwaar, Allah leidt niet degene die een zeer ongelovige leugenaar is. |
لَّوْ أَرَادَ اللَّهُ أَن يَتَّخِذَ وَلَدًا لَّاصْطَفَىٰ مِمَّا يَخْلُقُ مَا يَشَاءُ ۚ سُبْحَانَهُ ۖ هُوَ اللَّهُ الْوَاحِدُ الْقَهَّارُ(4) Als Allah een zoon zou wensen te nemen, dan zou Hij kiezen wat Hij wilde van wat Hij heeft geschapen. Heilig is Hij, Hij is Allah, de Ene, de Overweldiger. |
خَلَقَ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ بِالْحَقِّ ۖ يُكَوِّرُ اللَّيْلَ عَلَى النَّهَارِ وَيُكَوِّرُ النَّهَارَ عَلَى اللَّيْلِ ۖ وَسَخَّرَ الشَّمْسَ وَالْقَمَرَ ۖ كُلٌّ يَجْرِي لِأَجَلٍ مُّسَمًّى ۗ أَلَا هُوَ الْعَزِيزُ الْغَفَّارُ(5) Hij heeft de hemelen en de aarde in Waarheid geschapen. Hij doet de nacht de dag bedekken en Hij doet de dag de nacht bedekken. En Hij heeft de zou en de maan dienstbaar gemaakt. Allen bewegen tot een bepaalde tijd. Weet dat Hij de Almachtige, de Vergevensgezinde is. |
خَلَقَكُم مِّن نَّفْسٍ وَاحِدَةٍ ثُمَّ جَعَلَ مِنْهَا زَوْجَهَا وَأَنزَلَ لَكُم مِّنَ الْأَنْعَامِ ثَمَانِيَةَ أَزْوَاجٍ ۚ يَخْلُقُكُمْ فِي بُطُونِ أُمَّهَاتِكُمْ خَلْقًا مِّن بَعْدِ خَلْقٍ فِي ظُلُمَاتٍ ثَلَاثٍ ۚ ذَٰلِكُمُ اللَّهُ رَبُّكُمْ لَهُ الْمُلْكُ ۖ لَا إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ ۖ فَأَنَّىٰ تُصْرَفُونَ(6) Hij heeft jullie uit één ziet geschapen, daarna maakte Hij ervan zijn vrouw, en Hij heeft voor jullie van het vee acht, in paren, neergezonden. Hij schept jullie in de schoten van jullie moeders, een schepping na een schepping, in drie duisternissen."' Dat is Allah, jullie ie Heer, aan Hem behoort de herschappij, geen god is er dan Hij. Waarom wenden jullie je af? |
إِن تَكْفُرُوا فَإِنَّ اللَّهَ غَنِيٌّ عَنكُمْ ۖ وَلَا يَرْضَىٰ لِعِبَادِهِ الْكُفْرَ ۖ وَإِن تَشْكُرُوا يَرْضَهُ لَكُمْ ۗ وَلَا تَزِرُ وَازِرَةٌ وِزْرَ أُخْرَىٰ ۗ ثُمَّ إِلَىٰ رَبِّكُم مَّرْجِعُكُمْ فَيُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ۚ إِنَّهُ عَلِيمٌ بِذَاتِ الصُّدُورِ(7) Als jullie niet geloven: voorwaar, Allah heeft jullie niet nodig. En de ondankbaarheid van Zijn dienaren behaagt Hem nieg maar wanneer jullie dankbaar zijn, dan heeft Hij behagen in jullie. En geen lastdrager zal de last (zonden) van een andere dragen. Daarna is tot jullie Heer jullie terugkeer. Hij brengt jullie op de hoogte van wat jullie plachten te doen. Voorwaar, Hij is Alwetend over wat zich in de harten bevindt. |
۞ وَإِذَا مَسَّ الْإِنسَانَ ضُرٌّ دَعَا رَبَّهُ مُنِيبًا إِلَيْهِ ثُمَّ إِذَا خَوَّلَهُ نِعْمَةً مِّنْهُ نَسِيَ مَا كَانَ يَدْعُو إِلَيْهِ مِن قَبْلُ وَجَعَلَ لِلَّهِ أَندَادًا لِّيُضِلَّ عَن سَبِيلِهِ ۚ قُلْ تَمَتَّعْ بِكُفْرِكَ قَلِيلًا ۖ إِنَّكَ مِنْ أَصْحَابِ النَّارِ(8) En als tegenspoed de mens treft, dan roept Hij zijn Heer aan, tot Hem terrugkerend; maar wanneer hem daarna een genieting van Hem geschonken wordt, dan vergeet hij (de tegenspoed) waarvoor hij Hem voorheen aanriep, en kent hij deelgenoten naast Allah toe om van Zijn Weg te doen afdwalen. Zeg (O Moehammad): "Geniet maar even van je ongeloof: voorwaar, jij behoort tot de bewoners van de Hel." |
أَمَّنْ هُوَ قَانِتٌ آنَاءَ اللَّيْلِ سَاجِدًا وَقَائِمًا يَحْذَرُ الْآخِرَةَ وَيَرْجُو رَحْمَةَ رَبِّهِ ۗ قُلْ هَلْ يَسْتَوِي الَّذِينَ يَعْلَمُونَ وَالَّذِينَ لَا يَعْلَمُونَ ۗ إِنَّمَا يَتَذَكَّرُ أُولُو الْأَلْبَابِ(9) Is de gehoorzame die een gedeelte van de nacht, zich neerknielend en staand (in de shalât doorbrengt), die het Hiernamaals vreest en hoopt op de Barmhartigheid van zijn Heer beter (... of de ongelovige?) Zeg: "Zijn degenen die kennis hebben gelijk aan degenen die geen kennis hebben?" Voorwaar, het zijn slechts de bezitters van gezond verstand die er lering uit trekken. |
قُلْ يَا عِبَادِ الَّذِينَ آمَنُوا اتَّقُوا رَبَّكُمْ ۚ لِلَّذِينَ أَحْسَنُوا فِي هَٰذِهِ الدُّنْيَا حَسَنَةٌ ۗ وَأَرْضُ اللَّهِ وَاسِعَةٌ ۗ إِنَّمَا يُوَفَّى الصَّابِرُونَ أَجْرَهُم بِغَيْرِ حِسَابٍ(10) Zeg: "O Mijn dienaren die geloven, vreest jullie Heer. Voor degenen die het goede doen in deze wereld is er goedheid, en de aarde van Allah is uitgegtrekt. Voorwaar, het zijn de geduldigen die hun beloning zonder berekening zal worden gegeven." |
قُلْ إِنِّي أُمِرْتُ أَنْ أَعْبُدَ اللَّهَ مُخْلِصًا لَّهُ الدِّينَ(11) Zeg: "Voorwaar, ik ben bevelen om Allah te aanbidden, Hem zuiver aanbiddend. |
وَأُمِرْتُ لِأَنْ أَكُونَ أَوَّلَ الْمُسْلِمِينَ(12) En ik ben bevolen om de eerste van de Moslims te zijn." |
قُلْ إِنِّي أَخَافُ إِنْ عَصَيْتُ رَبِّي عَذَابَ يَوْمٍ عَظِيمٍ(13) Zeg: "Voorwaar, ik vrees. als ik mijn Heer ongehoorzaam ben, een bestraffing op een geweldige Dag." |
قُلِ اللَّهَ أَعْبُدُ مُخْلِصًا لَّهُ دِينِي(14) Zeg: "Allah is het Die ik aanbid, Hem zuiver aanbiddend. |
فَاعْبُدُوا مَا شِئْتُم مِّن دُونِهِ ۗ قُلْ إِنَّ الْخَاسِرِينَ الَّذِينَ خَسِرُوا أَنفُسَهُمْ وَأَهْلِيهِمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ ۗ أَلَا ذَٰلِكَ هُوَ الْخُسْرَانُ الْمُبِينُ(15) Aanbidt den maar naast Hem wat jullie willen." Zeg: "Voorwaar, de verliezers zijn degenen die zichzelf en hun familie (door hun slechte bestemming) verlies toebrengen op de Dag der Opstanding. Weet dat dat het duidelijke verlies is." |
لَهُم مِّن فَوْقِهِمْ ظُلَلٌ مِّنَ النَّارِ وَمِن تَحْتِهِمْ ظُلَلٌ ۚ ذَٰلِكَ يُخَوِّفُ اللَّهُ بِهِ عِبَادَهُ ۚ يَا عِبَادِ فَاتَّقُونِ(16) Er zullen boven hen lagen van vuur zijn en onder hen lagen. Zo maakt Allah Zijn dienaren daarmee bevreesd. O Mijn dienaren, vreest Mj daarom. |
وَالَّذِينَ اجْتَنَبُوا الطَّاغُوتَ أَن يَعْبُدُوهَا وَأَنَابُوا إِلَى اللَّهِ لَهُمُ الْبُشْرَىٰ ۚ فَبَشِّرْ عِبَادِ(17) En degenen die het aanbidden van de Thagôet vemijden en die terugkeren tot Allah; voor Hen is er een verheugende tijding. Verheug daarom Mijn dienaren. |
الَّذِينَ يَسْتَمِعُونَ الْقَوْلَ فَيَتَّبِعُونَ أَحْسَنَهُ ۚ أُولَٰئِكَ الَّذِينَ هَدَاهُمُ اللَّهُ ۖ وَأُولَٰئِكَ هُمْ أُولُو الْأَلْبَابِ(18) Degenen die naar het woord luisteren en daarna het beste ervan volgen, zij zijn degenen die Allah heeft geleid en zij zijn de bezitters van verstand. |
أَفَمَنْ حَقَّ عَلَيْهِ كَلِمَةُ الْعَذَابِ أَفَأَنتَ تُنقِذُ مَن فِي النَّارِ(19) Voor wie het woord van bestraffing bewaarheid is, zou jij (O Moehammad) hem kunnen redden die in de Hel is? |
لَٰكِنِ الَّذِينَ اتَّقَوْا رَبَّهُمْ لَهُمْ غُرَفٌ مِّن فَوْقِهَا غُرَفٌ مَّبْنِيَّةٌ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ ۖ وَعْدَ اللَّهِ ۖ لَا يُخْلِفُ اللَّهُ الْمِيعَادَ(20) Maar degenen die hun Heer vreesden; voor hen zijn er woningen waarboven (nog andere) woningen zijn gebouwd waar onder door de rivieren stromen. Als een belofte van Allah, Allah breekt de belofte niet. |
أَلَمْ تَرَ أَنَّ اللَّهَ أَنزَلَ مِنَ السَّمَاءِ مَاءً فَسَلَكَهُ يَنَابِيعَ فِي الْأَرْضِ ثُمَّ يُخْرِجُ بِهِ زَرْعًا مُّخْتَلِفًا أَلْوَانُهُ ثُمَّ يَهِيجُ فَتَرَاهُ مُصْفَرًّا ثُمَّ يَجْعَلُهُ حُطَامًا ۚ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَذِكْرَىٰ لِأُولِي الْأَلْبَابِ(21) Zie jij niet dat Allah water uit de hemel doet neerdalen en het daarna doet samenstromen in bronnen die zich in de aarde bevinden? Vervolgens brengt Hij daar planten met verschillende kleuren me voort, en daarna worden ze droog en zie jij dat ze geel worden, den laat Hij ze tot stof worden. Voorwaar, daarin is zeker een lering voor de bezitters van verstand. |
أَفَمَن شَرَحَ اللَّهُ صَدْرَهُ لِلْإِسْلَامِ فَهُوَ عَلَىٰ نُورٍ مِّن رَّبِّهِ ۚ فَوَيْلٌ لِّلْقَاسِيَةِ قُلُوبُهُم مِّن ذِكْرِ اللَّهِ ۚ أُولَٰئِكَ فِي ضَلَالٍ مُّبِينٍ(22) Is dan hij, wiens bart Allah heeft verruimd voor de Islam, zodat hij door een licht van zijn Heer wordt geleid... (gelijk aan degene wiens had verzegeld is?) Wee daarom hen, wiens harten zich hebben verbard tegen het gedenken van Allah. Zij zijn het die in duidelijke dwaling verkeren. |
اللَّهُ نَزَّلَ أَحْسَنَ الْحَدِيثِ كِتَابًا مُّتَشَابِهًا مَّثَانِيَ تَقْشَعِرُّ مِنْهُ جُلُودُ الَّذِينَ يَخْشَوْنَ رَبَّهُمْ ثُمَّ تَلِينُ جُلُودُهُمْ وَقُلُوبُهُمْ إِلَىٰ ذِكْرِ اللَّهِ ۚ ذَٰلِكَ هُدَى اللَّهِ يَهْدِي بِهِ مَن يَشَاءُ ۚ وَمَن يُضْلِلِ اللَّهُ فَمَا لَهُ مِنْ هَادٍ(23) Allah heeft het beste Woord nemgezonden in een Doek, op elkaar lijkende, herhalende (gedeelten). De huid van degenen die hun Heer vrezen, huivert erdoor, daarna hun huid en hun harten zacht door het gedenken van Allah. Dat is de Leiding van Allah, Hij leidt daarmee wie Hij wil. En wie door Allah tot dwaling gebracht wordt, voor hem is er geen leider. |
أَفَمَن يَتَّقِي بِوَجْهِهِ سُوءَ الْعَذَابِ يَوْمَ الْقِيَامَةِ ۚ وَقِيلَ لِلظَّالِمِينَ ذُوقُوا مَا كُنتُمْ تَكْسِبُونَ(24) Is dan hij, die zijn gezicht beschermt voor de slechte bestraffing op de Dag der Opstanding... (gelijk aan hem wiens gezicht beschermd wordt?) En tot de onrehtvaardigen wordt gezegd: "Proeft wat jullie plachten te verrichten." |
كَذَّبَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ فَأَتَاهُمُ الْعَذَابُ مِنْ حَيْثُ لَا يَشْعُرُونَ(25) Degenen vóór hen loochenden, zodat de bestraffing tot hen kwam uit richtingen die zij niet vermoedden. |
فَأَذَاقَهُمُ اللَّهُ الْخِزْيَ فِي الْحَيَاةِ الدُّنْيَا ۖ وَلَعَذَابُ الْآخِرَةِ أَكْبَرُ ۚ لَوْ كَانُوا يَعْلَمُونَ(26) Zo doet Allah hen de vernedering tijdens het wereldse leven proeven, terwijl de bestraffing van het Hiernamaals groter is. Als zij het maar wisten! |
وَلَقَدْ ضَرَبْنَا لِلنَّاسِ فِي هَٰذَا الْقُرْآنِ مِن كُلِّ مَثَلٍ لَّعَلَّهُمْ يَتَذَكَّرُونَ(27) En voorzeker, Wij hebben voor de mensen in deze Koran allerlei vergelijkingen gemaakt. Hopelijk zullen zij zich laten vermanen. |
قُرْآنًا عَرَبِيًّا غَيْرَ ذِي عِوَجٍ لَّعَلَّهُمْ يَتَّقُونَ(28) Door een Arabische Koran, waarin geen afwijkingen voorkomen. Hopelijk zullen zij (Allah) vrezen. |
ضَرَبَ اللَّهُ مَثَلًا رَّجُلًا فِيهِ شُرَكَاءُ مُتَشَاكِسُونَ وَرَجُلًا سَلَمًا لِّرَجُلٍ هَلْ يَسْتَوِيَانِ مَثَلًا ۚ الْحَمْدُ لِلَّهِ ۚ بَلْ أَكْثَرُهُمْ لَا يَعْلَمُونَ(29) Allah heeft een vergelijking gemaakt van een slaaf die aan meerdere meesters behoort die onderling ruziën, met een slaaf die aan slechts één meester behoort. Zijn zij aan elkaar gelijk? Alle lof zij Allah, maar de meesten van hen weten het niet. |
إِنَّكَ مَيِّتٌ وَإِنَّهُم مَّيِّتُونَ(30) Voorwaar, jij zuk sterven en voorwaar, zij zullen sterven. |
ثُمَّ إِنَّكُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ عِندَ رَبِّكُمْ تَخْتَصِمُونَ(31) Daarna zullen jullie op de Dag der Opstanding bij jullie Heer met elkaar redetwisten. |
۞ فَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّن كَذَبَ عَلَى اللَّهِ وَكَذَّبَ بِالصِّدْقِ إِذْ جَاءَهُ ۚ أَلَيْسَ فِي جَهَنَّمَ مَثْوًى لِّلْكَافِرِينَ(32) Wie is dan onrechtvaardiger dan hij die liegt over Allah en de Waarheid loochent wanneer deze tot hem komt? Is de verblijfplaats voor de ongelovigen niet in de Hel? |
وَالَّذِي جَاءَ بِالصِّدْقِ وَصَدَّقَ بِهِ ۙ أُولَٰئِكَ هُمُ الْمُتَّقُونَ(33) En degene die met de Waarheid is gekomen, en deze bevestigt: hij is degene die tot de Moettaqôen behoort. |
لَهُم مَّا يَشَاءُونَ عِندَ رَبِّهِمْ ۚ ذَٰلِكَ جَزَاءُ الْمُحْسِنِينَ(34) Voor hen is wat zij wensen bij hun Heer. Dat is de beloning voor de weldoeners. |
لِيُكَفِّرَ اللَّهُ عَنْهُمْ أَسْوَأَ الَّذِي عَمِلُوا وَيَجْزِيَهُمْ أَجْرَهُم بِأَحْسَنِ الَّذِي كَانُوا يَعْمَلُونَ(35) Zodat Allah het slechtste dat zij hebben gedaan zal uitwissen en zodat Hij hun hun beloning zal geven naar het beste van wat zij plachten te doen. |
أَلَيْسَ اللَّهُ بِكَافٍ عَبْدَهُ ۖ وَيُخَوِّفُونَكَ بِالَّذِينَ مِن دُونِهِ ۚ وَمَن يُضْلِلِ اللَّهُ فَمَا لَهُ مِنْ هَادٍ(36) Is Allah geen Beschermer voor Zijn dienaren? En zij maken jou bang voor degenen (afgoden) naast Hem. En wie door Allah tot dwaling gebracht wordt; voor hem is er geen leider. |
وَمَن يَهْدِ اللَّهُ فَمَا لَهُ مِن مُّضِلٍّ ۗ أَلَيْسَ اللَّهُ بِعَزِيزٍ ذِي انتِقَامٍ(37) En wie door Allah geleid wordt: niemand kan hem doen dwalen. Is Allah niet Almachtig, de Bezitter van de Vergelding. |
وَلَئِن سَأَلْتَهُم مَّنْ خَلَقَ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ لَيَقُولُنَّ اللَّهُ ۚ قُلْ أَفَرَأَيْتُم مَّا تَدْعُونَ مِن دُونِ اللَّهِ إِنْ أَرَادَنِيَ اللَّهُ بِضُرٍّ هَلْ هُنَّ كَاشِفَاتُ ضُرِّهِ أَوْ أَرَادَنِي بِرَحْمَةٍ هَلْ هُنَّ مُمْسِكَاتُ رَحْمَتِهِ ۚ قُلْ حَسْبِيَ اللَّهُ ۖ عَلَيْهِ يَتَوَكَّلُ الْمُتَوَكِّلُونَ(38) En als jij hun vraagt wie de hemelen en de aarde heeft geschapen, dan zullen zij zeker zeggen: "Allah." Zeg: "Zien jullie dan niet wat jullie buiten Allah aanroepen? Als Allah voor mij rampspoed wenst, zijn zij (de afgoden) het dan die de ramp van Hem kunnen wegnemen? Of als Hij Barmhartigheid wenst, zijn zij het dan die Zijn Bamhartigheid kunnen tegenhouden? Zeg: "Allah is mij voldoende. Op Hem vertrouwen degenen die vertrouwen hebben." |
قُلْ يَا قَوْمِ اعْمَلُوا عَلَىٰ مَكَانَتِكُمْ إِنِّي عَامِلٌ ۖ فَسَوْفَ تَعْلَمُونَ(39) Zeg: "O mijn volk, werk op jullie manier, voorwaar, ik werk (op mijn manier). Spoedig zullen jullie het weten." |
مَن يَأْتِيهِ عَذَابٌ يُخْزِيهِ وَيَحِلُّ عَلَيْهِ عَذَابٌ مُّقِيمٌ(40) Tot wie een bestraffing komt: die zal door hem vemederd worden, en een blijvende bestraffing zal op hem rusten. |
إِنَّا أَنزَلْنَا عَلَيْكَ الْكِتَابَ لِلنَّاسِ بِالْحَقِّ ۖ فَمَنِ اهْتَدَىٰ فَلِنَفْسِهِ ۖ وَمَن ضَلَّ فَإِنَّمَا يَضِلُّ عَلَيْهَا ۖ وَمَا أَنتَ عَلَيْهِم بِوَكِيلٍ(41) Voorwaar, Wij hebben in Waarheid het Boek aan jou gezonden. Wie dan de Leiding aanvandt; het is ten gunste van zichzelf; maar wie dwaalt; hij benadeelt slechts zichzelf. En jij (O Moehammad) bent geen verantwoordelijke over hen. |
اللَّهُ يَتَوَفَّى الْأَنفُسَ حِينَ مَوْتِهَا وَالَّتِي لَمْ تَمُتْ فِي مَنَامِهَا ۖ فَيُمْسِكُ الَّتِي قَضَىٰ عَلَيْهَا الْمَوْتَ وَيُرْسِلُ الْأُخْرَىٰ إِلَىٰ أَجَلٍ مُّسَمًّى ۚ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَاتٍ لِّقَوْمٍ يَتَفَكَّرُونَ(42) Allah neemt de zielen weg bij hun sterven en bij degenen die niet stemen in hun slaap. Dan houdt Hij de zielen waarvoor Hij de dood leeft beslist achter, en stuurt Hij de overigen (terug) tot een vastgestelde tijd. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor een volk dat nadenkt. |
أَمِ اتَّخَذُوا مِن دُونِ اللَّهِ شُفَعَاءَ ۚ قُلْ أَوَلَوْ كَانُوا لَا يَمْلِكُونَ شَيْئًا وَلَا يَعْقِلُونَ(43) Nemen zij buiten Allah voorsprekers? Zeg: "Ook al hebben zij geen enkele machten kunnen zij niet nadenken?" |
قُل لِّلَّهِ الشَّفَاعَةُ جَمِيعًا ۖ لَّهُ مُلْكُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ ۖ ثُمَّ إِلَيْهِ تُرْجَعُونَ(44) Zeg: "Aan Allah behoort alle voorspraak. Aan Hem behoort de heeershappij van de hemelen en de aarde, en tot Hem zullen jullie terugkeren." |
وَإِذَا ذُكِرَ اللَّهُ وَحْدَهُ اشْمَأَزَّتْ قُلُوبُ الَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِالْآخِرَةِ ۖ وَإِذَا ذُكِرَ الَّذِينَ مِن دُونِهِ إِذَا هُمْ يَسْتَبْشِرُونَ(45) En wanneer (de naam van) Allah als Enige God wordt genoemd, dan raken de harten van degenen die niet in het Hiernamaals geloven vervuld van ergernis. Maar wanneer degenen (de afgoden) naast Hem worden genoemd, dan zijn verheugen zij zich. |
قُلِ اللَّهُمَّ فَاطِرَ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ عَالِمَ الْغَيْبِ وَالشَّهَادَةِ أَنتَ تَحْكُمُ بَيْنَ عِبَادِكَ فِي مَا كَانُوا فِيهِ يَخْتَلِفُونَ(46) Zeg: "O Allah, de Schepper van de hemelen en de aarde, de Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare, U oordeelt over Uw dienaren over dat waarover zij van mening verschillen."' |
وَلَوْ أَنَّ لِلَّذِينَ ظَلَمُوا مَا فِي الْأَرْضِ جَمِيعًا وَمِثْلَهُ مَعَهُ لَافْتَدَوْا بِهِ مِن سُوءِ الْعَذَابِ يَوْمَ الْقِيَامَةِ ۚ وَبَدَا لَهُم مِّنَ اللَّهِ مَا لَمْ يَكُونُوا يَحْتَسِبُونَ(47) En voorwaar, als aan degenen die onrecht pleegden alles zou toebehoren wat zich op de aarde bevindt, en nog eens zoveel erbij, dan zouden zij zich ermee vrij (willen) kopen van de slechtste bestraffing op de Dag der Opstanding. En er zullen voor hen (betraffingen) van Allah verschijnen, waar zij nooit rekening mee gehouden hebben. |
وَبَدَا لَهُمْ سَيِّئَاتُ مَا كَسَبُوا وَحَاقَ بِهِم مَّا كَانُوا بِهِ يَسْتَهْزِئُونَ(48) En er zullen voor hen slechte deden die zij hadden bedreven duidelijk worden en wat zij plachten te bespotten zal hen omsingelen. |
فَإِذَا مَسَّ الْإِنسَانَ ضُرٌّ دَعَانَا ثُمَّ إِذَا خَوَّلْنَاهُ نِعْمَةً مِّنَّا قَالَ إِنَّمَا أُوتِيتُهُ عَلَىٰ عِلْمٍ ۚ بَلْ هِيَ فِتْنَةٌ وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَهُمْ لَا يَعْلَمُونَ(49) En wanneer tegenspoed de mens treft, dan roept hij Ons aan; maar wanneer Wij hem een genieting van Ons schenken, dan zegt hij: "Dat is mij slechts wegens mijn kennis gegeven." Het is zelfs een beproeving, maar de meesten van hen weten het niet. |
قَدْ قَالَهَا الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ فَمَا أَغْنَىٰ عَنْهُم مَّا كَانُوا يَكْسِبُونَ(50) Waarlijk, dit zeiden degenen vóór hen, en wat zij plachten te verrichten baatte hun niet. |
فَأَصَابَهُمْ سَيِّئَاتُ مَا كَسَبُوا ۚ وَالَّذِينَ ظَلَمُوا مِنْ هَٰؤُلَاءِ سَيُصِيبُهُمْ سَيِّئَاتُ مَا كَسَبُوا وَمَا هُم بِمُعْجِزِينَ(51) Daarna werden zij getroffen door de slechte daden die zij hadden verricht. En degenen die onrecht pleegden onder hen (de afgedenaanbidders) zullen getroffen worden door de slechte daden die zij verrichtten en zij zullen niet kunnen vluchten. |
أَوَلَمْ يَعْلَمُوا أَنَّ اللَّهَ يَبْسُطُ الرِّزْقَ لِمَن يَشَاءُ وَيَقْدِرُ ۚ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَاتٍ لِّقَوْمٍ يُؤْمِنُونَ(52) En weten zij niet dat Allah de voorzieningen verruimt voor wie Hij wil en dat Hij beperkt? Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor een volk dat gelooft. |
۞ قُلْ يَا عِبَادِيَ الَّذِينَ أَسْرَفُوا عَلَىٰ أَنفُسِهِمْ لَا تَقْنَطُوا مِن رَّحْمَةِ اللَّهِ ۚ إِنَّ اللَّهَ يَغْفِرُ الذُّنُوبَ جَمِيعًا ۚ إِنَّهُ هُوَ الْغَفُورُ الرَّحِيمُ(53) Zeg: "O mijn dienaren die buitensporig zijn tegenover zichzelf, wanhoopt niet aan de Genade van Allah. Voorwaar, Allah vetgeeft alle zonden. Voorwaar, Hij is de Vergevensgezinde, de Meest Barmhartige. |
وَأَنِيبُوا إِلَىٰ رَبِّكُمْ وَأَسْلِمُوا لَهُ مِن قَبْلِ أَن يَأْتِيَكُمُ الْعَذَابُ ثُمَّ لَا تُنصَرُونَ(54) En keert terug tot jullie Heer, en geeft jullie over aan Hem voordat de bestraffing tot jullie komt waarna jullie niet geholpen worden. |
وَاتَّبِعُوا أَحْسَنَ مَا أُنزِلَ إِلَيْكُم مِّن رَّبِّكُم مِّن قَبْلِ أَن يَأْتِيَكُمُ الْعَذَابُ بَغْتَةً وَأَنتُمْ لَا تَشْعُرُونَ(55) En volgt op de beste wijze wat aan jullie is neergezonden van jullie Heer, voordat de bestraffing onverwacht tot jullie komt, terwijl jullie het niet beseffen." |
أَن تَقُولَ نَفْسٌ يَا حَسْرَتَا عَلَىٰ مَا فَرَّطتُ فِي جَنبِ اللَّهِ وَإِن كُنتُ لَمِنَ السَّاخِرِينَ(56) Zodat er voor geen ziel aanleiding zal zijn om te zeggen: "O wat heb ik een spijt omdat ik nalatig ben geweest (in mijn plicht) jegens Allah, hoewel ik tot de spotters behoorde." |
أَوْ تَقُولَ لَوْ أَنَّ اللَّهَ هَدَانِي لَكُنتُ مِنَ الْمُتَّقِينَ(57) Of zij zou zeggen: "Als Allah mij had geleid, dan zou ik zeker tot de Moettaqôen hebben behoord!"| |
أَوْ تَقُولَ حِينَ تَرَى الْعَذَابَ لَوْ أَنَّ لِي كَرَّةً فَأَكُونَ مِنَ الْمُحْسِنِينَ(58) Of zij zou zeggen, toen zij de bestraffing zeg: "Had ik (nog) een kans, dan zou ik tot de weldoeners behoren!" |
بَلَىٰ قَدْ جَاءَتْكَ آيَاتِي فَكَذَّبْتَ بِهَا وَاسْتَكْبَرْتَ وَكُنتَ مِنَ الْكَافِرِينَ(59) Nee! Mijn Tekenen zijn reeds tot jou gekomen, maar jij loochende ze en jij was hoogmoedig en jij behoorde tot de ongelovigen. |
وَيَوْمَ الْقِيَامَةِ تَرَى الَّذِينَ كَذَبُوا عَلَى اللَّهِ وُجُوهُهُم مُّسْوَدَّةٌ ۚ أَلَيْسَ فِي جَهَنَّمَ مَثْوًى لِّلْمُتَكَبِّرِينَ(60) En op de Dag der Opstanding zal jij degenen zien die over Allah hebben gelogen, hun gezichten zullen zwart zijn. Is de Hel geen verblijfplaats voor de hoogmoedigen? |
وَيُنَجِّي اللَّهُ الَّذِينَ اتَّقَوْا بِمَفَازَتِهِمْ لَا يَمَسُّهُمُ السُّوءُ وَلَا هُمْ يَحْزَنُونَ(61) En Allah zal degenen die (Hem) vreesden redden vanwege hun overwinning, het slechte zal hen niet treffen, en zij zullen niet bedroefd zijn. |
اللَّهُ خَالِقُ كُلِّ شَيْءٍ ۖ وَهُوَ عَلَىٰ كُلِّ شَيْءٍ وَكِيلٌ(62) Allah is de Schepper van alle dingen. Hij is over alle dingen Toezichthouder. |
لَّهُ مَقَالِيدُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ ۗ وَالَّذِينَ كَفَرُوا بِآيَاتِ اللَّهِ أُولَٰئِكَ هُمُ الْخَاسِرُونَ(63) Aan Hem behoren de sleutels van de hemelen en de aarde. En degenen die de Verzen van Allah verwerpen: zij zijn degenen die verliezers zijn. |
قُلْ أَفَغَيْرَ اللَّهِ تَأْمُرُونِّي أَعْبُدُ أَيُّهَا الْجَاهِلُونَ(64) Zeg (O Moehammad): "Bevelen jullie mij om anderen dan Allah te aanbidden, O jullie enwetenden?" |
وَلَقَدْ أُوحِيَ إِلَيْكَ وَإِلَى الَّذِينَ مِن قَبْلِكَ لَئِنْ أَشْرَكْتَ لَيَحْبَطَنَّ عَمَلُكَ وَلَتَكُونَنَّ مِنَ الْخَاسِرِينَ(65) Terwijl reeds aan jou en aan degenen vóór jou is geopenbaard: "Als jij deelgenoten toekent, dan zullen jouw werken vruchteloos worden en zet jij zeker tot de verliezers behoren." |
بَلِ اللَّهَ فَاعْبُدْ وَكُن مِّنَ الشَّاكِرِينَ(66) Nee, aanbid daarom Allah en behoor tot de dankbaren. |
وَمَا قَدَرُوا اللَّهَ حَقَّ قَدْرِهِ وَالْأَرْضُ جَمِيعًا قَبْضَتُهُ يَوْمَ الْقِيَامَةِ وَالسَّمَاوَاتُ مَطْوِيَّاتٌ بِيَمِينِهِ ۚ سُبْحَانَهُ وَتَعَالَىٰ عَمَّا يُشْرِكُونَ(67) En zij achten Hem niet met de achting die Hem toekomt, terwijl Hij de gehele aarde in zijn greep heeft op de Dag van de Opstanding en de hemelen in Zijn Rechterhand opgerold zullen zijn. Heilig is Hij en Verheven boven wat zij toekennen. |
وَنُفِخَ فِي الصُّورِ فَصَعِقَ مَن فِي السَّمَاوَاتِ وَمَن فِي الْأَرْضِ إِلَّا مَن شَاءَ اللَّهُ ۖ ثُمَّ نُفِخَ فِيهِ أُخْرَىٰ فَإِذَا هُمْ قِيَامٌ يَنظُرُونَ(68) En er zal op de bazuin geblazen worden, waarop allen die in de hemelen en op de aarde zijn bezwijken, behalve (voor) wie Allah wil (dat deze blijft leven). En er zal nog een keer op de bazuin worden geblazenen dan zullen zij staan en wachten. |
وَأَشْرَقَتِ الْأَرْضُ بِنُورِ رَبِّهَا وَوُضِعَ الْكِتَابُ وَجِيءَ بِالنَّبِيِّينَ وَالشُّهَدَاءِ وَقُضِيَ بَيْنَهُم بِالْحَقِّ وَهُمْ لَا يُظْلَمُونَ(69) En de aarde zal schijnen met het licht van haar geer en de boeken zullen naar voren gebracht worden en de Profeten en de getuigen zullen naar veren gebracht worden en er zal tussen hen in Waarheid beslist worden en hun zal geen onrecht aangedaan worden. |
وَوُفِّيَتْ كُلُّ نَفْسٍ مَّا عَمِلَتْ وَهُوَ أَعْلَمُ بِمَا يَفْعَلُونَ(70) En iedere ziel zal volledig vergolden worden voor wat zij heeft verricht En Hij weet het beste wat zij gedaan hebben. |
وَسِيقَ الَّذِينَ كَفَرُوا إِلَىٰ جَهَنَّمَ زُمَرًا ۖ حَتَّىٰ إِذَا جَاءُوهَا فُتِحَتْ أَبْوَابُهَا وَقَالَ لَهُمْ خَزَنَتُهَا أَلَمْ يَأْتِكُمْ رُسُلٌ مِّنكُمْ يَتْلُونَ عَلَيْكُمْ آيَاتِ رَبِّكُمْ وَيُنذِرُونَكُمْ لِقَاءَ يَوْمِكُمْ هَٰذَا ۚ قَالُوا بَلَىٰ وَلَٰكِنْ حَقَّتْ كَلِمَةُ الْعَذَابِ عَلَى الْكَافِرِينَ(71) En degenen die ongelovig waren zullen in menigten naar de Hel gevoerd worden. Totdat, wanneer zij bij haar zijn aangekornen, haar poorten geopend zullen worden en haar bewakers tot hen zullen zeggen: "Zijn er geen Boodschappers van jullie volk tot jullie gekomen, die jullie de Verzen van jullie Heer hebben voorgedragen en die jullie hebben gewaarschuwd voor deze Dag van jullie?" Zij zullen zeggen: "Welzeker, maar het woord van de bestraffing is bewaarheid voor de ongelovigen." |
قِيلَ ادْخُلُوا أَبْوَابَ جَهَنَّمَ خَالِدِينَ فِيهَا ۖ فَبِئْسَ مَثْوَى الْمُتَكَبِّرِينَ(72) Er wordt gezegd: "Gaat de poorten van de Hel binnen, daarin eeuwig levend. Dat is de slechtste plaats voor de hoogmoedigen. |
وَسِيقَ الَّذِينَ اتَّقَوْا رَبَّهُمْ إِلَى الْجَنَّةِ زُمَرًا ۖ حَتَّىٰ إِذَا جَاءُوهَا وَفُتِحَتْ أَبْوَابُهَا وَقَالَ لَهُمْ خَزَنَتُهَا سَلَامٌ عَلَيْكُمْ طِبْتُمْ فَادْخُلُوهَا خَالِدِينَ(73) En degenen die hun Heer vreesden zullen in menigten naar het Paradijs worden gevoerd, totdat, wanneer zij bij haar zijn aangekomen en haar poorten geopend zullen worden. En haar bewakers tot hen zullen zeggen: "Salâmoen 'alaikoem. (Vrede zij met jullie) Jullie hebben goed gchandeld, treedt binnen, eeuwig levend." |
وَقَالُوا الْحَمْدُ لِلَّهِ الَّذِي صَدَقَنَا وَعْدَهُ وَأَوْرَثَنَا الْأَرْضَ نَتَبَوَّأُ مِنَ الْجَنَّةِ حَيْثُ نَشَاءُ ۖ فَنِعْمَ أَجْرُ الْعَامِلِينَ(74) En zij zullen zeggen: "Alle lof zij Allah Die Zijn belofte aan ons heeft vervuld en Die ons de aarde heeft doen erven. En wij verblijven in het Paradijs zoals wij willen." Het is de beste beloning voor de verrichters van het goede. |
وَتَرَى الْمَلَائِكَةَ حَافِّينَ مِنْ حَوْلِ الْعَرْشِ يُسَبِّحُونَ بِحَمْدِ رَبِّهِمْ ۖ وَقُضِيَ بَيْنَهُم بِالْحَقِّ وَقِيلَ الْحَمْدُ لِلَّهِ رَبِّ الْعَالَمِينَ(75) En jij (O Moehammad) zal de Engelen zien rondgaan om de Troon, de Glorie van hun heer lofprijzend met de lofprijzing die Hem toekomt. En er zal in Waarheid tussen hen worden beslist en er zal gezegd worden: "Alle lof zij de Heer der Werelden." |