Mümin suresi çevirisi Hollandaca

  1. Suresi mp3
  2. Başka bir sure
  3. Hollandaca
Kuranı Kerim türkçe meali | Kur'an çevirileri | Hollandaca dili | Mümin Suresi | غافر - Ayet sayısı 85 - Moshaf'taki surenin numarası: 40 - surenin ingilizce anlamı: The Forgiver (God).

حم(1)

 Ha Mîm.

تَنزِيلُ الْكِتَابِ مِنَ اللَّهِ الْعَزِيزِ الْعَلِيمِ(2)

 De neerzending van het Boek is van Allah, de Almachtige, de Alwetende.

غَافِرِ الذَّنبِ وَقَابِلِ التَّوْبِ شَدِيدِ الْعِقَابِ ذِي الطَّوْلِ ۖ لَا إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ ۖ إِلَيْهِ الْمَصِيرُ(3)

 De Vergever van de zonden en de Aanvaarder van het berouw, de Harde in de bestraffing, de Bezitter van grote macht. Geen god is er dan Hij, tot Hem is de terugkeer.

مَا يُجَادِلُ فِي آيَاتِ اللَّهِ إِلَّا الَّذِينَ كَفَرُوا فَلَا يَغْرُرْكَ تَقَلُّبُهُمْ فِي الْبِلَادِ(4)

 Niemand redetwist over de Verzen van Allah behalve degenen die ongelovig zijn. Laat daarom hun rondtrekken in het land jou niet bedriegen.

كَذَّبَتْ قَبْلَهُمْ قَوْمُ نُوحٍ وَالْأَحْزَابُ مِن بَعْدِهِمْ ۖ وَهَمَّتْ كُلُّ أُمَّةٍ بِرَسُولِهِمْ لِيَأْخُذُوهُ ۖ وَجَادَلُوا بِالْبَاطِلِ لِيُدْحِضُوا بِهِ الْحَقَّ فَأَخَذْتُهُمْ ۖ فَكَيْفَ كَانَ عِقَابِ(5)

 Vóór hen loochende het volk van Nôeh (de Boodschappers) en de bondgenoten (van ongelovigen) na hen. En elk volk wenste hun Boodschappers te grijpen. En zij redetwistten met valsheid om er de Waarheid mee te vernietigen, waarop Ik hen greep. En hoe (hard) was Mijn bestraffing!

وَكَذَٰلِكَ حَقَّتْ كَلِمَتُ رَبِّكَ عَلَى الَّذِينَ كَفَرُوا أَنَّهُمْ أَصْحَابُ النَّارِ(6)

 En zo werd het Woord van jouw Heer bewaarheid voor degenen die ongelovig waren. Voorwaar, zij zijn de bewoners van de Hel.

الَّذِينَ يَحْمِلُونَ الْعَرْشَ وَمَنْ حَوْلَهُ يُسَبِّحُونَ بِحَمْدِ رَبِّهِمْ وَيُؤْمِنُونَ بِهِ وَيَسْتَغْفِرُونَ لِلَّذِينَ آمَنُوا رَبَّنَا وَسِعْتَ كُلَّ شَيْءٍ رَّحْمَةً وَعِلْمًا فَاغْفِرْ لِلَّذِينَ تَابُوا وَاتَّبَعُوا سَبِيلَكَ وَقِهِمْ عَذَابَ الْجَحِيمِ(7)

 Degenen die de Troon dragen (de Engelen) en wie zich er omheen bevinden, prijzen de Glorie van hun Heer met Zijn lofprijzing en geloven in Hem en vragen om vergeving voor degenen die geloven. (En zeggen:) "Onze Heer, Uw Barmhartigheid en Kennis omvatten alle zaken, vergeef daarom degenen die berouw tonen en die Uw Weg volgen en bescherm hen tegen de bestraffing van de Hel.

رَبَّنَا وَأَدْخِلْهُمْ جَنَّاتِ عَدْنٍ الَّتِي وَعَدتَّهُمْ وَمَن صَلَحَ مِنْ آبَائِهِمْ وَأَزْوَاجِهِمْ وَذُرِّيَّاتِهِمْ ۚ إِنَّكَ أَنتَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ(8)

 Onze Heer, doe hen en wie rechtschapen waren van hun vaderen en hun echtgenotes en hun nakomelingen de Tuinen van 'Adn (het Paradijs) binentreden, die U ben beloofd hebt: voorwaar, U bent de Almachtige, de Alwijze.

وَقِهِمُ السَّيِّئَاتِ ۚ وَمَن تَقِ السَّيِّئَاتِ يَوْمَئِذٍ فَقَدْ رَحِمْتَهُ ۚ وَذَٰلِكَ هُوَ الْفَوْزُ الْعَظِيمُ(9)

 En bescherm hen voor de slechte daden. En wie op die Dag de slechte daden vreest: hem heeft U dan waarlijk begenadigd. En dat is de geweldige overwinning."

إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُوا يُنَادَوْنَ لَمَقْتُ اللَّهِ أَكْبَرُ مِن مَّقْتِكُمْ أَنفُسَكُمْ إِذْ تُدْعَوْنَ إِلَى الْإِيمَانِ فَتَكْفُرُونَ(10)

 Voorwaar, tot degenen die ongelovig waren zal (op die Dag) geroepen worden: "De woede van Allah is zeker groter dan jullie woede op jullie zelf toen jullie tot het geloof werden geroepen, werden jullie ongelovig.

قَالُوا رَبَّنَا أَمَتَّنَا اثْنَتَيْنِ وَأَحْيَيْتَنَا اثْنَتَيْنِ فَاعْتَرَفْنَا بِذُنُوبِنَا فَهَلْ إِلَىٰ خُرُوجٍ مِّن سَبِيلٍ(11)

 Zij zullen zeggen: "Onze Heer, U heeft ons twee maal doen sterven en ons twee maal doen leven. Nu erkennen wij onze zonden: is er dan nog een terugkeer van de weg (de bestraffing)?"

ذَٰلِكُم بِأَنَّهُ إِذَا دُعِيَ اللَّهُ وَحْدَهُ كَفَرْتُمْ ۖ وَإِن يُشْرَكْ بِهِ تُؤْمِنُوا ۚ فَالْحُكْمُ لِلَّهِ الْعَلِيِّ الْكَبِيرِ(12)

 Dat is omdat jullie ongelovig waren toen Allah als Enige God werd aangeroepen. Maar toen Hem deelgenoten toegekend werden, geloofden jullie (daarin). Het oordeel behoort aan Allah, de Verhevene, de Grootste.

هُوَ الَّذِي يُرِيكُمْ آيَاتِهِ وَيُنَزِّلُ لَكُم مِّنَ السَّمَاءِ رِزْقًا ۚ وَمَا يَتَذَكَّرُ إِلَّا مَن يُنِيبُ(13)

 Hij is Degene Die jullie Zijn Tekenen toont en Die voor jullie uit de hemel voorzieningen neerzendt. Niemand laat zich vermanen, behalve wie berouw toont.

فَادْعُوا اللَّهَ مُخْلِصِينَ لَهُ الدِّينَ وَلَوْ كَرِهَ الْكَافِرُونَ(14)

 Roept daarom Allah aan, Hem zuiver aanbiddend, ook al hebben de ongelovigen er een afkeer van.

رَفِيعُ الدَّرَجَاتِ ذُو الْعَرْشِ يُلْقِي الرُّوحَ مِنْ أَمْرِهِ عَلَىٰ مَن يَشَاءُ مِنْ عِبَادِهِ لِيُنذِرَ يَوْمَ التَّلَاقِ(15)

 Hij is Degenen Die Verheven is boven alle rangen, de Bezitter van de Troon. Hij zendt de Openbaring op Zijn bevel aan wie Hij wil van Zijn dienaren, opdat Hij waarschuwt voor de Dag van de Ontmoeting.

يَوْمَ هُم بَارِزُونَ ۖ لَا يَخْفَىٰ عَلَى اللَّهِ مِنْهُمْ شَيْءٌ ۚ لِّمَنِ الْمُلْكُ الْيَوْمَ ۖ لِلَّهِ الْوَاحِدِ الْقَهَّارِ(16)

 Op de Dag waarop zij tevoorschijn komen, zal niets van hen voor Allah verborgen zijn. Aan wie behoort op deze Dag de Heerschappij? Aan Allah de Ene, de Overweldiger.

الْيَوْمَ تُجْزَىٰ كُلُّ نَفْسٍ بِمَا كَسَبَتْ ۚ لَا ظُلْمَ الْيَوْمَ ۚ إِنَّ اللَّهَ سَرِيعُ الْحِسَابِ(17)

 Op die Dag zal iedere ziel vergolden worden voor wat zij heeft verricht. Op die Dag is er geen onrecht. Voorwaar, Allah is snel in de afrekening.

وَأَنذِرْهُمْ يَوْمَ الْآزِفَةِ إِذِ الْقُلُوبُ لَدَى الْحَنَاجِرِ كَاظِمِينَ ۚ مَا لِلظَّالِمِينَ مِنْ حَمِيمٍ وَلَا شَفِيعٍ يُطَاعُ(18)

 Waarschuw hen (O Moehammad) voor de Dag der Opstanding waarop de harten treurig in de kelen blijven steken. Voor de onrechtvaardigen is er geen boezemvriend en geen voorspreker die wordt gehoord.

يَعْلَمُ خَائِنَةَ الْأَعْيُنِ وَمَا تُخْفِي الصُّدُورُ(19)

 Hij (Allah) kent het verraad van de ogen en wat de harten verbergen.

وَاللَّهُ يَقْضِي بِالْحَقِّ ۖ وَالَّذِينَ يَدْعُونَ مِن دُونِهِ لَا يَقْضُونَ بِشَيْءٍ ۗ إِنَّ اللَّهَ هُوَ السَّمِيعُ الْبَصِيرُ(20)

 En Allah oordeelt volgens de Waarheid, en degenen die zij naast Hem (deelgenoten) aanroepen oordelen nergens over: voorwaar, Allah is Alhorend, Alziend.

۞ أَوَلَمْ يَسِيرُوا فِي الْأَرْضِ فَيَنظُرُوا كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الَّذِينَ كَانُوا مِن قَبْلِهِمْ ۚ كَانُوا هُمْ أَشَدَّ مِنْهُمْ قُوَّةً وَآثَارًا فِي الْأَرْضِ فَأَخَذَهُمُ اللَّهُ بِذُنُوبِهِمْ وَمَا كَانَ لَهُم مِّنَ اللَّهِ مِن وَاقٍ(21)

 Reizen zij niet op de aarde zodat zij zien hoe het einde was van degenen vóór hen? Zij overtroffen hen in macht en in gebouwen op de aarde. Maar Allah greep hen wegens hun zonden en er was voor hen geen beschermer tegen Allah.

ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ كَانَت تَّأْتِيهِمْ رُسُلُهُم بِالْبَيِّنَاتِ فَكَفَرُوا فَأَخَذَهُمُ اللَّهُ ۚ إِنَّهُ قَوِيٌّ شَدِيدُ الْعِقَابِ(22)

 Dat was omdat hun Boodschappers tot hen waren gekomen met de duidelijke bewijzen, maar zij waren ongelovigen, waarop Allah hen greep. Voorwaar, Hij is Sterk, hard in de bestraffing.

وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا مُوسَىٰ بِآيَاتِنَا وَسُلْطَانٍ مُّبِينٍ(23)

 En voorzeker, Wij hebben Môesa met Onze Tekenen en met een duidelijk bewijs gezonden.

إِلَىٰ فِرْعَوْنَ وَهَامَانَ وَقَارُونَ فَقَالُوا سَاحِرٌ كَذَّابٌ(24)

 Naar Fir'aun en Hâmân en Qârôen en zij zeiden: "(Hij is) een tovenaar, een leugenaar."

فَلَمَّا جَاءَهُم بِالْحَقِّ مِنْ عِندِنَا قَالُوا اقْتُلُوا أَبْنَاءَ الَّذِينَ آمَنُوا مَعَهُ وَاسْتَحْيُوا نِسَاءَهُمْ ۚ وَمَا كَيْدُ الْكَافِرِينَ إِلَّا فِي ضَلَالٍ(25)

 Toen hij dan lot hen kwam met de Waarheid van Onze Zijde, zeiden zij: "Doodt de zonen van degenen die geloven met hem, maar laat hun dochters leven." Maar, de list van de ongelovigen kan niet anders dan mislukken.

وَقَالَ فِرْعَوْنُ ذَرُونِي أَقْتُلْ مُوسَىٰ وَلْيَدْعُ رَبَّهُ ۖ إِنِّي أَخَافُ أَن يُبَدِّلَ دِينَكُمْ أَوْ أَن يُظْهِرَ فِي الْأَرْضِ الْفَسَادَ(26)

 En Fir'aun zei: "Laat mij Môesa doden en laat hem zijn Heer aanroepen: voorwaar, ik vrees dat hij jullie godsdienst zal veranderen of dat hij verderf op de aarde zal zaaien."

وَقَالَ مُوسَىٰ إِنِّي عُذْتُ بِرَبِّي وَرَبِّكُم مِّن كُلِّ مُتَكَبِّرٍ لَّا يُؤْمِنُ بِيَوْمِ الْحِسَابِ(27)

 En Môesa zei: Voorwaar, ik zoek mijn toevlucht bij mijn Heer en bij jullie Heer tegen iedere hoogmoedige die niet gelooft in de Dag des Oordeels."

وَقَالَ رَجُلٌ مُّؤْمِنٌ مِّنْ آلِ فِرْعَوْنَ يَكْتُمُ إِيمَانَهُ أَتَقْتُلُونَ رَجُلًا أَن يَقُولَ رَبِّيَ اللَّهُ وَقَدْ جَاءَكُم بِالْبَيِّنَاتِ مِن رَّبِّكُمْ ۖ وَإِن يَكُ كَاذِبًا فَعَلَيْهِ كَذِبُهُ ۖ وَإِن يَكُ صَادِقًا يُصِبْكُم بَعْضُ الَّذِي يَعِدُكُمْ ۖ إِنَّ اللَّهَ لَا يَهْدِي مَنْ هُوَ مُسْرِفٌ كَذَّابٌ(28)

 En een gelovige man van het volk van Fir'aun, die zijn geloof had verborgen, zei: "Zullen jullie een man doden omdat hij zegt: 'Mijn Heer is Allah,' terwijl hij met de duidelijke bewijzen van jullie Heer tot jullie is gekomen? Als hij een leugenaar is, dan rust zijn leugen op hem; maar als hij waarachtig is, dan zal een deel (van de rampen) die hij jullie anzegt, jullie treffen." Voorwaar, Allah leidt niet wie een buitensporige, een leugenaar is.

يَا قَوْمِ لَكُمُ الْمُلْكُ الْيَوْمَ ظَاهِرِينَ فِي الْأَرْضِ فَمَن يَنصُرُنَا مِن بَأْسِ اللَّهِ إِن جَاءَنَا ۚ قَالَ فِرْعَوْنُ مَا أُرِيكُمْ إِلَّا مَا أَرَىٰ وَمَا أَهْدِيكُمْ إِلَّا سَبِيلَ الرَّشَادِ(29)

 (Môesa zei:) "O mijn volk, voor jullie is vandaag het koninkrijk, (jullie zijn er) als heersers in het land, maar wie zal ons helpen tegen de bestraffing van Allah wanneer die tot ons komt?" Fir'aun zei: "Ik vertel jullie niets dan wat ik zie, en ik leid jullie slechts naar het rechte pad."

وَقَالَ الَّذِي آمَنَ يَا قَوْمِ إِنِّي أَخَافُ عَلَيْكُم مِّثْلَ يَوْمِ الْأَحْزَابِ(30)

 En degene die gelovig was, zei: "O mijn volk, voorwaar, ik vrees voor jullie het gelijke van op de dag van de bondgenoten (een bestraffing).

مِثْلَ دَأْبِ قَوْمِ نُوحٍ وَعَادٍ وَثَمُودَ وَالَّذِينَ مِن بَعْدِهِمْ ۚ وَمَا اللَّهُ يُرِيدُ ظُلْمًا لِّلْعِبَادِ(31)

 Gelijk het lot van (het volk van) Nôeh, en de 'Âd en de Tsamôed en degenen na hen." En Allah wenst geen onrecht voor de dienaren.

وَيَا قَوْمِ إِنِّي أَخَافُ عَلَيْكُمْ يَوْمَ التَّنَادِ(32)

 (Môesa zei:) "O, mijn volk, voorwaar, ik vrees voor jullie de Dag van het wederzijds geroep (om hulp).

يَوْمَ تُوَلُّونَ مُدْبِرِينَ مَا لَكُم مِّنَ اللَّهِ مِنْ عَاصِمٍ ۗ وَمَن يُضْلِلِ اللَّهُ فَمَا لَهُ مِنْ هَادٍ(33)

 Op die Dag vluchten jullie, de rug toekerend, er is voor jullie geen redder. En wie door Allah tot dwaling gebracht wordt: voor hem is er geen gids."

وَلَقَدْ جَاءَكُمْ يُوسُفُ مِن قَبْلُ بِالْبَيِّنَاتِ فَمَا زِلْتُمْ فِي شَكٍّ مِّمَّا جَاءَكُم بِهِ ۖ حَتَّىٰ إِذَا هَلَكَ قُلْتُمْ لَن يَبْعَثَ اللَّهُ مِن بَعْدِهِ رَسُولًا ۚ كَذَٰلِكَ يُضِلُّ اللَّهُ مَنْ هُوَ مُسْرِفٌ مُّرْتَابٌ(34)

 En voorzeker, Yôesoef is ervoor met de duidelijke bewijzen tot jullie gekomen, maar jullie bleven twijfelen over dat waarmee hij tot jullie kwam. Zelfs toen hij gestorven was, zeiden jullie: "Allah zal na hem nooit meer een Boodschapper sturen." Zo doet Allah degene dwalen die een buitensporige, een twijfelaar is.

الَّذِينَ يُجَادِلُونَ فِي آيَاتِ اللَّهِ بِغَيْرِ سُلْطَانٍ أَتَاهُمْ ۖ كَبُرَ مَقْتًا عِندَ اللَّهِ وَعِندَ الَّذِينَ آمَنُوا ۚ كَذَٰلِكَ يَطْبَعُ اللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ قَلْبِ مُتَكَبِّرٍ جَبَّارٍ(35)

 (Zij zijn) degenen die over de Verzen van Allah redetwisten zonder dat een bewijs tot hen is gekomen. Groot is de woede bij Allah en bij degenen die geloven. Ze verzegek Allah het hart van iedere hoogmoedige (en iedere) onderdrukker.

وَقَالَ فِرْعَوْنُ يَا هَامَانُ ابْنِ لِي صَرْحًا لَّعَلِّي أَبْلُغُ الْأَسْبَابَ(36)

 En Fir'aun zei: "O Hâmân, maak voor mij een hoog paleis, hopelijk bereik ik de poorten.

أَسْبَابَ السَّمَاوَاتِ فَأَطَّلِعَ إِلَىٰ إِلَٰهِ مُوسَىٰ وَإِنِّي لَأَظُنُّهُ كَاذِبًا ۚ وَكَذَٰلِكَ زُيِّنَ لِفِرْعَوْنَ سُوءُ عَمَلِهِ وَصُدَّ عَنِ السَّبِيلِ ۚ وَمَا كَيْدُ فِرْعَوْنَ إِلَّا فِي تَبَابٍ(37)

 De pomen van de hemelen, zodat ik de God van Môesa kan zien. En voorwaar, ik veronderstel dat hij zeker een leugenaar is." En zo werden zijn slechte daden en het afhouden van de Weg voor Fir'aun schoonschijnend gemaakt. Maar de list van Fir'aun kan niet anden dan mislukken.

وَقَالَ الَّذِي آمَنَ يَا قَوْمِ اتَّبِعُونِ أَهْدِكُمْ سَبِيلَ الرَّشَادِ(38)

 En degene die gelovig was, zei: "O mijn volk, volg mij, ik zal jullie leiden op de rechte Weg.

يَا قَوْمِ إِنَّمَا هَٰذِهِ الْحَيَاةُ الدُّنْيَا مَتَاعٌ وَإِنَّ الْآخِرَةَ هِيَ دَارُ الْقَرَارِ(39)

 O mijn volk, dit wereldse leven is slechts een vergankelijke genieting. En voorwaar, het Hiernamaals is de eeuwige verblijfplaats."

مَنْ عَمِلَ سَيِّئَةً فَلَا يُجْزَىٰ إِلَّا مِثْلَهَا ۖ وَمَنْ عَمِلَ صَالِحًا مِّن ذَكَرٍ أَوْ أُنثَىٰ وَهُوَ مُؤْمِنٌ فَأُولَٰئِكَ يَدْخُلُونَ الْجَنَّةَ يُرْزَقُونَ فِيهَا بِغَيْرِ حِسَابٍ(40)

 Wie een slechte daad heeft verricht wordt niet anders dan met haar gelijke vergolden. En wie een goede daad heeft verricht, man of vrouw; terwijl hij (of zij) een gelovige is: zij zijn het die Paradijs zullen binnengaan, zij zullen daarin voorzien worden, zonder berekening.

۞ وَيَا قَوْمِ مَا لِي أَدْعُوكُمْ إِلَى النَّجَاةِ وَتَدْعُونَنِي إِلَى النَّارِ(41)

 En: "O mijn volk, het bevreemdt mij dat ik jullie tot de redding oproep, tefwijl jullie mij tot de Hel oproepen.

تَدْعُونَنِي لِأَكْفُرَ بِاللَّهِ وَأُشْرِكَ بِهِ مَا لَيْسَ لِي بِهِ عِلْمٌ وَأَنَا أَدْعُوكُمْ إِلَى الْعَزِيزِ الْغَفَّارِ(42)

 Jullie roepen mij op om aan Allah ongelovig te zijn en om Hem deelgenoten toe te kennen waarover ik geen kennis heb, terwijl ik jullie oproep om in de Almachtige, de Vergevensgezinde te geloven.

لَا جَرَمَ أَنَّمَا تَدْعُونَنِي إِلَيْهِ لَيْسَ لَهُ دَعْوَةٌ فِي الدُّنْيَا وَلَا فِي الْآخِرَةِ وَأَنَّ مَرَدَّنَا إِلَى اللَّهِ وَأَنَّ الْمُسْرِفِينَ هُمْ أَصْحَابُ النَّارِ(43)

 Het is zeker dat jullie mij oproepen tot dat wat geen aanroep (kan verhoren) in het wereldse leven en niet in het Hiernamaals; en dat onze terugkeer tot Allah is en dat de buitensporigen de bewoners van de Hel zijn.

فَسَتَذْكُرُونَ مَا أَقُولُ لَكُمْ ۚ وَأُفَوِّضُ أَمْرِي إِلَى اللَّهِ ۚ إِنَّ اللَّهَ بَصِيرٌ بِالْعِبَادِ(44)

 Jullie zullen je herinneren wat ik tot jullie zeg, en ik laat mijn zaak over aan Allah: voorwaar, Allah is Alziende over de dienaren."'

فَوَقَاهُ اللَّهُ سَيِّئَاتِ مَا مَكَرُوا ۖ وَحَاقَ بِآلِ فِرْعَوْنَ سُوءُ الْعَذَابِ(45)

 Allah beschermde hen toen voor het slechte wat zij hadden beraamd, terwijl de ergste bestraffing Fir'aun en zijn volgelingen omsingelde.

النَّارُ يُعْرَضُونَ عَلَيْهَا غُدُوًّا وَعَشِيًّا ۖ وَيَوْمَ تَقُومُ السَّاعَةُ أَدْخِلُوا آلَ فِرْعَوْنَ أَشَدَّ الْعَذَابِ(46)

 Ze zullen 's ochtends en 's avonds voor de Hel geplaatst worden. En de Dag waarop het Uur valt (zegt Allah tegen de Engelen:) "Laat Fir'aun en zijn volgelingen de hardste bestraffing binnengaan!"

وَإِذْ يَتَحَاجُّونَ فِي النَّارِ فَيَقُولُ الضُّعَفَاءُ لِلَّذِينَ اسْتَكْبَرُوا إِنَّا كُنَّا لَكُمْ تَبَعًا فَهَلْ أَنتُم مُّغْنُونَ عَنَّا نَصِيبًا مِّنَ النَّارِ(47)

 En wanneer zij met elkaar redetwisten in de Hel, dan zeggen de zwakken tot degenen die hoogmoedig waren: Voorwaar, wij waren volgelingen van jullie. Zullen jullie daarom ons tegen de bestraffing van de Het verdedigen?"

قَالَ الَّذِينَ اسْتَكْبَرُوا إِنَّا كُلٌّ فِيهَا إِنَّ اللَّهَ قَدْ حَكَمَ بَيْنَ الْعِبَادِ(48)

 Degenen die hoogmoedig waren zullen zeggen: "Voorwaar, wij bevinden ons er allen in. Voorwaar, Allah heeft geoordeeld tussen de dienaren."

وَقَالَ الَّذِينَ فِي النَّارِ لِخَزَنَةِ جَهَنَّمَ ادْعُوا رَبَّكُمْ يُخَفِّفْ عَنَّا يَوْمًا مِّنَ الْعَذَابِ(49)

 En degenen die in de Hel zijn, zullen tot de wakers (Engelen) van de Hel zeggen: "Roept jullie Heer aan, opdat Hij voor ons de bestraffing één dag verlicht."

قَالُوا أَوَلَمْ تَكُ تَأْتِيكُمْ رُسُلُكُم بِالْبَيِّنَاتِ ۖ قَالُوا بَلَىٰ ۚ قَالُوا فَادْعُوا ۗ وَمَا دُعَاءُ الْكَافِرِينَ إِلَّا فِي ضَلَالٍ(50)

 Zij (de Engelen) zullen zeggen: "Waren jullie Boodschappen niet tot jullie gekomen met de duidelijke bewijzen?" Zij zullen zeggen: "Welzeker." Zij (de Engelen) zullen zegen: "Roept dan aan." Maar de aanroep van de ongelovigen kan niet anders dan mislukken!

إِنَّا لَنَنصُرُ رُسُلَنَا وَالَّذِينَ آمَنُوا فِي الْحَيَاةِ الدُّنْيَا وَيَوْمَ يَقُومُ الْأَشْهَادُ(51)

 Voorwaar, Wij zullen Onze Boodschappenrs en degenen die geloven zeker helpen, in het wereldse leven en op de Dag dat de getuigen zullen opstaan.

يَوْمَ لَا يَنفَعُ الظَّالِمِينَ مَعْذِرَتُهُمْ ۖ وَلَهُمُ اللَّعْنَةُ وَلَهُمْ سُوءُ الدَّارِ(52)

 Op die Dag baat de verontschuldiging van de onrechtplegers hun niet. En voor hen is er de vervloeking en voor hen is er de slechtste verblijfplaats.

وَلَقَدْ آتَيْنَا مُوسَى الْهُدَىٰ وَأَوْرَثْنَا بَنِي إِسْرَائِيلَ الْكِتَابَ(53)

 En voorzeker, Wij hebben Môesa de Leiding gegeven en Wij hebben de Kinderen van Israël de Schrift doen erven.

هُدًى وَذِكْرَىٰ لِأُولِي الْأَلْبَابِ(54)

 Als Leiding en als Vermaning voor de bezitters van verstand.

فَاصْبِرْ إِنَّ وَعْدَ اللَّهِ حَقٌّ وَاسْتَغْفِرْ لِذَنبِكَ وَسَبِّحْ بِحَمْدِ رَبِّكَ بِالْعَشِيِّ وَالْإِبْكَارِ(55)

 Wees daarom geduldig: voorwaar, de belofte van Allah is waar. En vraag vergeving voor jouw zonde en prijs de Glorie van jouw Heer met Zijn lofprijzing, in de avond en in de ochtend.

إِنَّ الَّذِينَ يُجَادِلُونَ فِي آيَاتِ اللَّهِ بِغَيْرِ سُلْطَانٍ أَتَاهُمْ ۙ إِن فِي صُدُورِهِمْ إِلَّا كِبْرٌ مَّا هُم بِبَالِغِيهِ ۚ فَاسْتَعِذْ بِاللَّهِ ۖ إِنَّهُ هُوَ السَّمِيعُ الْبَصِيرُ(56)

 Voorwaar, degenen die over de Verzen van Allah redetwisten zonder een bewijs dat tot hen is gekomen: in hun harten is niets dan hoogmoed waardoor zij het (doel) niet bereiken. Zoek daarom je toevlucht tot Allah: voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alziende.

لَخَلْقُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ أَكْبَرُ مِنْ خَلْقِ النَّاسِ وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لَا يَعْلَمُونَ(57)

 De Schepping van de hemelen en de aarde is zeker groter dan de schepping van de mens, maar de meeste mensen weten het niet.

وَمَا يَسْتَوِي الْأَعْمَىٰ وَالْبَصِيرُ وَالَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ وَلَا الْمُسِيءُ ۚ قَلِيلًا مَّا تَتَذَكَّرُونَ(58)

 En de blinde en de ziende (van hart) zijn niet gelijk, en zij die geloven en goede werken verrichten zijn niet gelijk aan de kwaaddoeners. Gering is de lering die jullie eruit trekken.

إِنَّ السَّاعَةَ لَآتِيَةٌ لَّا رَيْبَ فِيهَا وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لَا يُؤْمِنُونَ(59)

 Voorwaar, het Uur zal zeker komen, daaraan is geen twijfel, maar de meeste mensen geloven niet

وَقَالَ رَبُّكُمُ ادْعُونِي أَسْتَجِبْ لَكُمْ ۚ إِنَّ الَّذِينَ يَسْتَكْبِرُونَ عَنْ عِبَادَتِي سَيَدْخُلُونَ جَهَنَّمَ دَاخِرِينَ(60)

 En jullie Heer zei: "Roept Mij aan, Ik zal jullie verhoren. Voorwaar, degenen die te hoogmoedig zijn om Mij te dienen zullen de Hel binnengaan als vernederden."

اللَّهُ الَّذِي جَعَلَ لَكُمُ اللَّيْلَ لِتَسْكُنُوا فِيهِ وَالنَّهَارَ مُبْصِرًا ۚ إِنَّ اللَّهَ لَذُو فَضْلٍ عَلَى النَّاسِ وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لَا يَشْكُرُونَ(61)

 Allah is Degene Die voor jullie de nacht heeft gemaakt opdat jullie er in zullen rusten en de dag als verlichter. Voorwaar, Allah is de zeker de Bezit ter van de Gunst voor de mensen, maar de meeste mensen zijn niet dankbaar.

ذَٰلِكُمُ اللَّهُ رَبُّكُمْ خَالِقُ كُلِّ شَيْءٍ لَّا إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ ۖ فَأَنَّىٰ تُؤْفَكُونَ(62)

 Dat is Allah, jullie Heer, de Schepper van alle dingen, geen god is er dan Hij. Waarom worden jullie dan belogen?

كَذَٰلِكَ يُؤْفَكُ الَّذِينَ كَانُوا بِآيَاتِ اللَّهِ يَجْحَدُونَ(63)

 Zo worden degenen die de Verzen van Allah plachten te ontkennen belogen.

اللَّهُ الَّذِي جَعَلَ لَكُمُ الْأَرْضَ قَرَارًا وَالسَّمَاءَ بِنَاءً وَصَوَّرَكُمْ فَأَحْسَنَ صُوَرَكُمْ وَرَزَقَكُم مِّنَ الطَّيِّبَاتِ ۚ ذَٰلِكُمُ اللَّهُ رَبُّكُمْ ۖ فَتَبَارَكَ اللَّهُ رَبُّ الْعَالَمِينَ(64)

 Allah is Degene Die voor jullie de aarde tot een stevige plaats heeft gemaakt en de hemel tot een gewelf. En Hij heeft jullie gevormd en jullie vormen geschikt gemaakt en Hij heeft jullie van de goede dingen voorzien. Dat is Allah jullie Heer. Gezegend zij daarorn Allah, de Heer der Werelden.

هُوَ الْحَيُّ لَا إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ فَادْعُوهُ مُخْلِصِينَ لَهُ الدِّينَ ۗ الْحَمْدُ لِلَّهِ رَبِّ الْعَالَمِينَ(65)

 Hij is de Levende, geen god is er dan Hij. Roept Hem daarom aan, Hem zuiver aanbiddend. Alle lof zij Allah, de Heer der Werelden.

۞ قُلْ إِنِّي نُهِيتُ أَنْ أَعْبُدَ الَّذِينَ تَدْعُونَ مِن دُونِ اللَّهِ لَمَّا جَاءَنِيَ الْبَيِّنَاتُ مِن رَّبِّي وَأُمِرْتُ أَنْ أُسْلِمَ لِرَبِّ الْعَالَمِينَ(66)

 Zeg (O Moehammad): "Voorwaar, het is mij verboden dat ik degenen aanbid die jullie naast Allah aanroepen, nadat de bewijzen van mijn Heer tot mij zijn gekomen. En mij is bevolen om mij over te geven aan de Heer der Werelden.

هُوَ الَّذِي خَلَقَكُم مِّن تُرَابٍ ثُمَّ مِن نُّطْفَةٍ ثُمَّ مِنْ عَلَقَةٍ ثُمَّ يُخْرِجُكُمْ طِفْلًا ثُمَّ لِتَبْلُغُوا أَشُدَّكُمْ ثُمَّ لِتَكُونُوا شُيُوخًا ۚ وَمِنكُم مَّن يُتَوَفَّىٰ مِن قَبْلُ ۖ وَلِتَبْلُغُوا أَجَلًا مُّسَمًّى وَلَعَلَّكُمْ تَعْقِلُونَ(67)

 Hij is Degene Die jullie uit aarde heeft geschapen, daarna uit een druppel, daarop uit een bloedklonter, vervolgens deed Hij jullie naar buiten komen als een kind. Om jullie daarna jullie volwassenheid te doen bereiken, om jullie tenslotte oud te doen worden. En onder jullie zijn er die eerder overlijden, opdat jullie de vastgestelde tijd zullen bereiken. En hopelijk zullen jullie het begrijpen.

هُوَ الَّذِي يُحْيِي وَيُمِيتُ ۖ فَإِذَا قَضَىٰ أَمْرًا فَإِنَّمَا يَقُولُ لَهُ كُن فَيَكُونُ(68)

 Hij is Degene Die doet leven en doet sterven. En wanneer Hij een zaak heeft bepaald, dan zegt Hij er slechts tegen: "Wees," en het is.

أَلَمْ تَرَ إِلَى الَّذِينَ يُجَادِلُونَ فِي آيَاتِ اللَّهِ أَنَّىٰ يُصْرَفُونَ(69)

 Zie jij niet dat degenen die over de Verzen van Allah redetwisten afgeleid (van de Waarheid) zijn?

الَّذِينَ كَذَّبُوا بِالْكِتَابِ وَبِمَا أَرْسَلْنَا بِهِ رُسُلَنَا ۖ فَسَوْفَ يَعْلَمُونَ(70)

 (Zij zijn) degenen die het Boek en hetgeen waarmee Wij de Boodschappers hebben gezonden loochenden. Zij zullen het weten.

إِذِ الْأَغْلَالُ فِي أَعْنَاقِهِمْ وَالسَّلَاسِلُ يُسْحَبُونَ(71)

 Wanneer de ketenen en de kettingen om hun nekken hangen worden zij gesleept.

فِي الْحَمِيمِ ثُمَّ فِي النَّارِ يُسْجَرُونَ(72)

 In het kokende water. vervolgens worden zij in de Hel verbrand.

ثُمَّ قِيلَ لَهُمْ أَيْنَ مَا كُنتُمْ تُشْرِكُونَ(73)

 Daarna wordt tot hen gezegd: "WAAr zijn (de afgoden) die jullie toegekend hebben?

مِن دُونِ اللَّهِ ۖ قَالُوا ضَلُّوا عَنَّا بَل لَّمْ نَكُن نَّدْعُو مِن قَبْلُ شَيْئًا ۚ كَذَٰلِكَ يُضِلُّ اللَّهُ الْكَافِرِينَ(74)

 Naast Allah?" Zij zullen zeggen: "Zij zijn van ons verdwenen. Wij plachten voorheen zelfs niets aan te roepen." Zo doet Allah de ongelovigen dwalen.

ذَٰلِكُم بِمَا كُنتُمْ تَفْرَحُونَ فِي الْأَرْضِ بِغَيْرِ الْحَقِّ وَبِمَا كُنتُمْ تَمْرَحُونَ(75)

 (Er wordt gezegd:) "Dat was omdat jullie op aarde zonder recht blij plachten te leven en omdat jullie arrogant leefden.

ادْخُلُوا أَبْوَابَ جَهَنَّمَ خَالِدِينَ فِيهَا ۖ فَبِئْسَ مَثْوَى الْمُتَكَبِّرِينَ(76)

 Gaat de poorten van de Hel binnen, eeuwig levend daarin. Slecht is dan de verblijfplaats van de hoogmoedigen."

فَاصْبِرْ إِنَّ وَعْدَ اللَّهِ حَقٌّ ۚ فَإِمَّا نُرِيَنَّكَ بَعْضَ الَّذِي نَعِدُهُمْ أَوْ نَتَوَفَّيَنَّكَ فَإِلَيْنَا يُرْجَعُونَ(77)

 Wees daarom geduldig: voorwaar, de belofte van Allah is waar. Of Wij jou (Moehammad) nu een gedeelte van wat Wij hen hebben aangezegd laten zien (het is hoe dan ook terecht). Of dat Wij jou wegnemen: tot Ons zullen zij dan terugkeerd worden.

وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا رُسُلًا مِّن قَبْلِكَ مِنْهُم مَّن قَصَصْنَا عَلَيْكَ وَمِنْهُم مَّن لَّمْ نَقْصُصْ عَلَيْكَ ۗ وَمَا كَانَ لِرَسُولٍ أَن يَأْتِيَ بِآيَةٍ إِلَّا بِإِذْنِ اللَّهِ ۚ فَإِذَا جَاءَ أَمْرُ اللَّهِ قُضِيَ بِالْحَقِّ وَخَسِرَ هُنَالِكَ الْمُبْطِلُونَ(78)

 En voorzeker, Wij hebben vóór jou Boodschappers gezonden. Over sommigen van hen hebben Wij jou verteld en over sommigen hebben Wij jou niet verteld. Fn het paste een Boodschapper niet om met een Teken te komen zonder de toestemming van Allah. Wanneer dan het bevel van Allah is gekomen, dan wordt er volgens de Waarheid bepaald. En dan verliezen de opstandigen.

اللَّهُ الَّذِي جَعَلَ لَكُمُ الْأَنْعَامَ لِتَرْكَبُوا مِنْهَا وَمِنْهَا تَأْكُلُونَ(79)

 Allah is Degene Die voor jullie het vee heeft gemaakt om erop te rijden en ervan te eten.

وَلَكُمْ فِيهَا مَنَافِعُ وَلِتَبْلُغُوا عَلَيْهَا حَاجَةً فِي صُدُورِكُمْ وَعَلَيْهَا وَعَلَى الْفُلْكِ تُحْمَلُونَ(80)

 En voor jullie zijn er baten in. En zodat jullie dàt door middel van hen zullen bereiken, waar in jullie harten behoefte aan is. En op hen en op de schepen worden jullie gedragen.

وَيُرِيكُمْ آيَاتِهِ فَأَيَّ آيَاتِ اللَّهِ تُنكِرُونَ(81)

 En Hij laat jullie Zijn Tekenen zien. Welke van de Tekenen van Allah ontkennen jullie dan?

أَفَلَمْ يَسِيرُوا فِي الْأَرْضِ فَيَنظُرُوا كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۚ كَانُوا أَكْثَرَ مِنْهُمْ وَأَشَدَّ قُوَّةً وَآثَارًا فِي الْأَرْضِ فَمَا أَغْنَىٰ عَنْهُم مَّا كَانُوا يَكْسِبُونَ(82)

 Reizen zij dan niet op aarde en zien zij dan niet wat het einde was van degenen vóór hen? Zij waren met meer dan zij en zij overtroffen hen in macht en in gebouwen op de aarde. Maar wat zij hadden verworven, baatte hun niet.

فَلَمَّا جَاءَتْهُمْ رُسُلُهُم بِالْبَيِّنَاتِ فَرِحُوا بِمَا عِندَهُم مِّنَ الْعِلْمِ وَحَاقَ بِهِم مَّا كَانُوا بِهِ يَسْتَهْزِئُونَ(83)

 En toen hun Boodschappers tot hen kwamen met de duidelijke bewijzen, waren zij blij met wat bij ben was aan kennis. Maar dat waar zij de spot mee plachten te drijven omsingelde hen.

فَلَمَّا رَأَوْا بَأْسَنَا قَالُوا آمَنَّا بِاللَّهِ وَحْدَهُ وَكَفَرْنَا بِمَا كُنَّا بِهِ مُشْرِكِينَ(84)

 En toen zij Onze straf zagen, zeiden zij: "Wij geloven in Allah, de Énige. En wij geloven niet in wat wij aan Hem plachten toe te kennen.

فَلَمْ يَكُ يَنفَعُهُمْ إِيمَانُهُمْ لَمَّا رَأَوْا بَأْسَنَا ۖ سُنَّتَ اللَّهِ الَّتِي قَدْ خَلَتْ فِي عِبَادِهِ ۖ وَخَسِرَ هُنَالِكَ الْكَافِرُونَ(85)

 Maar hun geloof baatte hun niet toen zij Onze bestraffing zagen. Dat is de handelwijze van Allah, die reeds voor Zijn dienaren was. En de ongelovigen verloren toen.


Hollandaca diğer sureler:

Bakara suresi Âl-i İmrân Nisâ suresi
Mâide suresi Yûsuf suresi İbrâhîm suresi
Hicr suresi Kehf suresi Meryem suresi
Hac suresi Kasas suresi Ankebût suresi
As-Sajdah Yâsîn suresi Duhân suresi
fetih suresi Hucurât suresi Kâf suresi
Necm suresi Rahmân suresi vakıa suresi
Haşr suresi Mülk suresi Hâkka suresi
İnşikâk suresi Alâ suresi Gâşiye suresi

En ünlü okuyucuların sesiyle Mümin Suresi indirin:

Surah Ghafir mp3: yüksek kalitede dinlemek ve indirmek için okuyucuyu seçerek
Mümin Suresi Ahmed El Agamy
Ahmed El Agamy
Mümin Suresi Saad Al Ghamdi
Saad Al Ghamdi
Mümin Suresi Saud Al Shuraim
Saud Al Shuraim
Mümin Suresi Abdul Basit Abdul Samad
Abdul Basit
Mümin Suresi Abdullah Basfar
Abdullah Basfar
Mümin Suresi Abdullah Awwad Al Juhani
Abdullah Al Juhani
Mümin Suresi Ali Al Hudhaifi
Ali Al Hudhaifi
Mümin Suresi Fares Abbad
Fares Abbad
Mümin Suresi Maher Al Muaiqly
Maher Al Muaiqly
Mümin Suresi Muhammad Jibril
Muhammad Jibril
Mümin Suresi Muhammad Siddiq Al Minshawi
Al Minshawi
Mümin Suresi Al Hosary
Al Hosary
Mümin Suresi Al-afasi
Mishari Al-afasi
Mümin Suresi Nasser Al Qatami
Nasser Al Qatami
Mümin Suresi Yasser Al Dosari
Yasser Al Dosari


Sunday, December 22, 2024

Bizim için dua et, teşekkürler