الر ۚ تِلْكَ آيَاتُ الْكِتَابِ الْحَكِيمِ(1) Alif Lâm Râ. Dit zijn de Verzen van het wijze Boek. |
أَكَانَ لِلنَّاسِ عَجَبًا أَنْ أَوْحَيْنَا إِلَىٰ رَجُلٍ مِّنْهُمْ أَنْ أَنذِرِ النَّاسَ وَبَشِّرِ الَّذِينَ آمَنُوا أَنَّ لَهُمْ قَدَمَ صِدْقٍ عِندَ رَبِّهِمْ ۗ قَالَ الْكَافِرُونَ إِنَّ هَٰذَا لَسَاحِرٌ مُّبِينٌ(2) Is het voor de mensen iets verwonderlijks dat Wij aan een man uit hun midden openbaarden: "Waschuw de mensen en verkondig verheugende tijdingen aan degenen die geloven: er is een eervolle plaats is bij hun Heer."' De ongelovigen zeggen: "Voorwaar, dit is zeker een duidelijke tovenaar." |
إِنَّ رَبَّكُمُ اللَّهُ الَّذِي خَلَقَ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ فِي سِتَّةِ أَيَّامٍ ثُمَّ اسْتَوَىٰ عَلَى الْعَرْشِ ۖ يُدَبِّرُ الْأَمْرَ ۖ مَا مِن شَفِيعٍ إِلَّا مِن بَعْدِ إِذْنِهِ ۚ ذَٰلِكُمُ اللَّهُ رَبُّكُمْ فَاعْبُدُوهُ ۚ أَفَلَا تَذَكَّرُونَ(3) Voorwaar, jullie Heer is Allah, Die de hemelen en de aarde in zes dagen (perioden) heeft geschapen, en Hij zetelde zich op de Troon. Hij regelt het bestuur, en er is geen voorspreker, behalve na Zijn verlof Dat is Allah, jullie Heer, aanbidt daarom Hem. Laten jullie je niet vermanen? |
إِلَيْهِ مَرْجِعُكُمْ جَمِيعًا ۖ وَعْدَ اللَّهِ حَقًّا ۚ إِنَّهُ يَبْدَأُ الْخَلْقَ ثُمَّ يُعِيدُهُ لِيَجْزِيَ الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ بِالْقِسْطِ ۚ وَالَّذِينَ كَفَرُوا لَهُمْ شَرَابٌ مِّنْ حَمِيمٍ وَعَذَابٌ أَلِيمٌ بِمَا كَانُوا يَكْفُرُونَ(4) Bij Hem is jullie plaats van terugkeer van jullie allen, als een ware belofte van Allah. Voorwaar, Hij begint de schepping en vervolgens herhaalt Hij deze, opdat Hij degenen die geloven en goede werken verrichten rechtvaardig zal belonen. En degenen die niet geloven, voor hen zijn er kokende dranken en een pijnlijke bestraffing wegens wat zij niet geloofden. |
هُوَ الَّذِي جَعَلَ الشَّمْسَ ضِيَاءً وَالْقَمَرَ نُورًا وَقَدَّرَهُ مَنَازِلَ لِتَعْلَمُوا عَدَدَ السِّنِينَ وَالْحِسَابَ ۚ مَا خَلَقَ اللَّهُ ذَٰلِكَ إِلَّا بِالْحَقِّ ۚ يُفَصِّلُ الْآيَاتِ لِقَوْمٍ يَعْلَمُونَ(5) Hij is Degene Die de zon heeft gemaakt tot een (stralend) schijnsel en de maan tot een licht en Hij bepaalde haar standen opdat jullie de jaartelling zouden kennen en de (tijds-)berekening. Allah heeft dat slechts in Waarheid geschapen. Hij zet de Tekenen uiteen aan een volk dat weet. |
إِنَّ فِي اخْتِلَافِ اللَّيْلِ وَالنَّهَارِ وَمَا خَلَقَ اللَّهُ فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ لَآيَاتٍ لِّقَوْمٍ يَتَّقُونَ(6) Voorwaar, in de afwisseling van nacht en dag en (in) wat Allah heeft geschapen in de hemelen en op de aarde zijn zeker Tekenen voor een volk dat (Allah) vreest. |
إِنَّ الَّذِينَ لَا يَرْجُونَ لِقَاءَنَا وَرَضُوا بِالْحَيَاةِ الدُّنْيَا وَاطْمَأَنُّوا بِهَا وَالَّذِينَ هُمْ عَنْ آيَاتِنَا غَافِلُونَ(7) Voorwaar, degenen die de ontmoeting met Ons niet verwachten en die tevreden zijn met het wereldse leven en die zich er gerust in voelen en zij die achteloos tegenover Onze Tekenen staan. |
أُولَٰئِكَ مَأْوَاهُمُ النَّارُ بِمَا كَانُوا يَكْسِبُونَ(8) Zij zijn degenen wiens verblijfplaats de Hel is, wegens wat zij plachten te verrichten. |
إِنَّ الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ يَهْدِيهِمْ رَبُّهُم بِإِيمَانِهِمْ ۖ تَجْرِي مِن تَحْتِهِمُ الْأَنْهَارُ فِي جَنَّاتِ النَّعِيمِ(9) Voorwaar, degenen die geloven en goede werken verrichten. hun Heer zal ben leiden vanwege hun geloof, (naar de plaats) waar onder door de rivieren stromen in de Tuinen van gelukzaligheid (het Paradijs). |
دَعْوَاهُمْ فِيهَا سُبْحَانَكَ اللَّهُمَّ وَتَحِيَّتُهُمْ فِيهَا سَلَامٌ ۚ وَآخِرُ دَعْوَاهُمْ أَنِ الْحَمْدُ لِلَّهِ رَبِّ الْعَالَمِينَ(10) Zij smeken daarin: "Soebhânaka Allahoemma," (Heilig bent U, O Allah) en hun begroeting daarin is: "Salâm!" (Vrede, veiligheid). En hun laatste smeekbede is: "Alhamdoe lillâhi Rabbil Âlamin!" (Alle lof zij Allah, de Heer der Werelden.) |
۞ وَلَوْ يُعَجِّلُ اللَّهُ لِلنَّاسِ الشَّرَّ اسْتِعْجَالَهُم بِالْخَيْرِ لَقُضِيَ إِلَيْهِمْ أَجَلُهُمْ ۖ فَنَذَرُ الَّذِينَ لَا يَرْجُونَ لِقَاءَنَا فِي طُغْيَانِهِمْ يَعْمَهُونَ(11) En als Allah het kwade voor de mensen zou bespoedigen zoals zij om bcspoediging van het goede vragen, dan zou hun termijn zeker reeds zijn beëindigd. En Wij laten degenen die de ontmoeting met Ons niet verwachten rusteloos verkeren in hun buitensporigteid. |
وَإِذَا مَسَّ الْإِنسَانَ الضُّرُّ دَعَانَا لِجَنبِهِ أَوْ قَاعِدًا أَوْ قَائِمًا فَلَمَّا كَشَفْنَا عَنْهُ ضُرَّهُ مَرَّ كَأَن لَّمْ يَدْعُنَا إِلَىٰ ضُرٍّ مَّسَّهُ ۚ كَذَٰلِكَ زُيِّنَ لِلْمُسْرِفِينَ مَا كَانُوا يَعْمَلُونَ(12) En wanneer tegenslag de mens treft, dan roept hij Ons aan, liggend, zittend of staande. En als Wij dan de tegenslag van hem hebben weggenomen, dan vervolgt hij (zijn slechte pad) alsof hij Ons nooit heeft aangeroepen wegens een tegenslag die hem trof. Zo is voor de buitensporigen schoonschijnend gemaakt wat zij plachten te doen. |
وَلَقَدْ أَهْلَكْنَا الْقُرُونَ مِن قَبْلِكُمْ لَمَّا ظَلَمُوا ۙ وَجَاءَتْهُمْ رُسُلُهُم بِالْبَيِّنَاتِ وَمَا كَانُوا لِيُؤْمِنُوا ۚ كَذَٰلِكَ نَجْزِي الْقَوْمَ الْمُجْرِمِينَ(13) En voorwaar, Wij hebben de generaties vóór hen vernietigd tom zij onrecht pleegden, terwijl hun Boodschappers tot hen waren gekomen met de duidelijke bewijzen, maar zij geloofden niet Zo vergolden Wij het boosaardige volk. |
ثُمَّ جَعَلْنَاكُمْ خَلَائِفَ فِي الْأَرْضِ مِن بَعْدِهِمْ لِنَنظُرَ كَيْفَ تَعْمَلُونَ(14) Vervolgens maakten Wij juli ie tot gevohnachtigden op aarde zodat Wij zouden zien hoe jullie handelen. |
وَإِذَا تُتْلَىٰ عَلَيْهِمْ آيَاتُنَا بَيِّنَاتٍ ۙ قَالَ الَّذِينَ لَا يَرْجُونَ لِقَاءَنَا ائْتِ بِقُرْآنٍ غَيْرِ هَٰذَا أَوْ بَدِّلْهُ ۚ قُلْ مَا يَكُونُ لِي أَنْ أُبَدِّلَهُ مِن تِلْقَاءِ نَفْسِي ۖ إِنْ أَتَّبِعُ إِلَّا مَا يُوحَىٰ إِلَيَّ ۖ إِنِّي أَخَافُ إِنْ عَصَيْتُ رَبِّي عَذَابَ يَوْمٍ عَظِيمٍ(15) En wanneer Onze duidelijke Verzen aan hen worden voorgelezen, dan zeggen degenen die de ontmoeting met Ons niet verwachten: "Breng een andere Koren dan deze, of verander hem." Zeg: "Het past mij niet dat ik hem verander uit eigen wil, ik volg niets dan wat aan mij is geopenbaard. Voorwaar, ik vrees, wanneer ik mijn Heer ongehoorzaam ben, de bestraffing van een geweldige Dag." |
قُل لَّوْ شَاءَ اللَّهُ مَا تَلَوْتُهُ عَلَيْكُمْ وَلَا أَدْرَاكُم بِهِ ۖ فَقَدْ لَبِثْتُ فِيكُمْ عُمُرًا مِّن قَبْلِهِ ۚ أَفَلَا تَعْقِلُونَ(16) Zeg: "Als Allah het had gewild, dan had ik het niet aan jullie voorgedragen en had Hij hem niet aan jullie bekend gemaakt. En voorzeker, ik heb een leeftijd lang vóór hem (de Koran) temidden van jullie geleefd. Denken jullie dan niet na?" |
فَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرَىٰ عَلَى اللَّهِ كَذِبًا أَوْ كَذَّبَ بِآيَاتِهِ ۚ إِنَّهُ لَا يُفْلِحُ الْمُجْرِمُونَ(17) Wie is dan onrechtvaardiger dan degene die een leugen over Allah verzint of die liegt over Zijn Verzen. Voorwaar, de misdadigers zullen niet slagen. |
وَيَعْبُدُونَ مِن دُونِ اللَّهِ مَا لَا يَضُرُّهُمْ وَلَا يَنفَعُهُمْ وَيَقُولُونَ هَٰؤُلَاءِ شُفَعَاؤُنَا عِندَ اللَّهِ ۚ قُلْ أَتُنَبِّئُونَ اللَّهَ بِمَا لَا يَعْلَمُ فِي السَّمَاوَاتِ وَلَا فِي الْأَرْضِ ۚ سُبْحَانَهُ وَتَعَالَىٰ عَمَّا يُشْرِكُونَ(18) En zij aanbidden naast Allah wat hen niet schaadt en niet baat, en zij zeggen: "Dezen zijn onze voorsprekers bij Allah." Zeg. "Willen jullie Allah inlichten over wat Hij niet kent in de hemelen en op de aarde?" Heilig is Hij en Verheven boven de deelgenoten die zij aan Hem toekennen. |
وَمَا كَانَ النَّاسُ إِلَّا أُمَّةً وَاحِدَةً فَاخْتَلَفُوا ۚ وَلَوْلَا كَلِمَةٌ سَبَقَتْ مِن رَّبِّكَ لَقُضِيَ بَيْنَهُمْ فِيمَا فِيهِ يَخْتَلِفُونَ(19) En de mensheid behoorde slechts tot één godsdienst, maar zij waren het oneens met elkaar. En ware het niet dat er een Woord van jouw Heer was vooruitgegaan, dan zou er tussen hen zeker reeds zijn beslist over dat waarover zij het met elkaar oneens zijn. |
وَيَقُولُونَ لَوْلَا أُنزِلَ عَلَيْهِ آيَةٌ مِّن رَّبِّهِ ۖ فَقُلْ إِنَّمَا الْغَيْبُ لِلَّهِ فَانتَظِرُوا إِنِّي مَعَكُم مِّنَ الْمُنتَظِرِينَ(20) En zij zeggen: "Waarom is er niet een Teken aan hem neergezonden van zijn Heer." Zeg dan: '"Voorwaar, het onwaarneembare behoort slechts aan Allah. Wachten jullie dan, waarlijk, ik ben met jullie één van de wachtenden." |
وَإِذَا أَذَقْنَا النَّاسَ رَحْمَةً مِّن بَعْدِ ضَرَّاءَ مَسَّتْهُمْ إِذَا لَهُم مَّكْرٌ فِي آيَاتِنَا ۚ قُلِ اللَّهُ أَسْرَعُ مَكْرًا ۚ إِنَّ رُسُلَنَا يَكْتُبُونَ مَا تَمْكُرُونَ(21) En als Wij de mensen Barmhartigheid deden proeven nadat tegenspoed hen had getroffen, dan is er bij ben een list tegen Onze Tekenen. Zeg: "Allah is sneller met een plan." Voorwaar, Onze gezanten (Engelen) schrijven op wat jullie beramen. |
هُوَ الَّذِي يُسَيِّرُكُمْ فِي الْبَرِّ وَالْبَحْرِ ۖ حَتَّىٰ إِذَا كُنتُمْ فِي الْفُلْكِ وَجَرَيْنَ بِهِم بِرِيحٍ طَيِّبَةٍ وَفَرِحُوا بِهَا جَاءَتْهَا رِيحٌ عَاصِفٌ وَجَاءَهُمُ الْمَوْجُ مِن كُلِّ مَكَانٍ وَظَنُّوا أَنَّهُمْ أُحِيطَ بِهِمْ ۙ دَعَوُا اللَّهَ مُخْلِصِينَ لَهُ الدِّينَ لَئِنْ أَنجَيْتَنَا مِنْ هَٰذِهِ لَنَكُونَنَّ مِنَ الشَّاكِرِينَ(22) Hij is het die jullie in staat stelt om over land en over de zee te reizen, totdat wanneer jullie in de schepen zijn en deze met lien vooftvaren met een gunstige wind en zij zich daarover verheugen, en er dan een stormachtige wind tot hen komt. En wanneer de golven vaa alle kanten tot hen komen en zij ervan overtuigd zijn dat zij door hen zijn ingesloten, dan roepen zij Allah aan, Hem zuiver aanbiddend: "Als U ons hieruit redt, dan zullen wij zeker tot de dankbaren behoren." |
فَلَمَّا أَنجَاهُمْ إِذَا هُمْ يَبْغُونَ فِي الْأَرْضِ بِغَيْرِ الْحَقِّ ۗ يَا أَيُّهَا النَّاسُ إِنَّمَا بَغْيُكُمْ عَلَىٰ أَنفُسِكُم ۖ مَّتَاعَ الْحَيَاةِ الدُّنْيَا ۖ ثُمَّ إِلَيْنَا مَرْجِعُكُمْ فَنُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ(23) Toen Hij hen dan gered had. handelden zij buitensporig op aarde, zonder recht. O mensen, jullie buitensporigheid is slechts ten nadele van jullie, (het is) als een genieting van het wereldse leven, Vervolgens is jullie terugkeer tot Ons, waarna Wij jullie zullen inlichten over wat jullie plachten te doen. |
إِنَّمَا مَثَلُ الْحَيَاةِ الدُّنْيَا كَمَاءٍ أَنزَلْنَاهُ مِنَ السَّمَاءِ فَاخْتَلَطَ بِهِ نَبَاتُ الْأَرْضِ مِمَّا يَأْكُلُ النَّاسُ وَالْأَنْعَامُ حَتَّىٰ إِذَا أَخَذَتِ الْأَرْضُ زُخْرُفَهَا وَازَّيَّنَتْ وَظَنَّ أَهْلُهَا أَنَّهُمْ قَادِرُونَ عَلَيْهَا أَتَاهَا أَمْرُنَا لَيْلًا أَوْ نَهَارًا فَجَعَلْنَاهَا حَصِيدًا كَأَن لَّمْ تَغْنَ بِالْأَمْسِ ۚ كَذَٰلِكَ نُفَصِّلُ الْآيَاتِ لِقَوْمٍ يَتَفَكَّرُونَ(24) Voorwaar, de gelijkenis van het wereldse leven is als water dat Wij uit de hemel neerzenden, waardoor he de gewassen van de aarde in een rnengeling doet groeien, waarvan de mensen en het vee eten. Totdat, wanneer de aarde haar versierselen heeft aangenomen en zij mooi is geworden en haar bewoners menen dat zij machthebbers zijn over haar, Onze bestraffing tot hen komt, in de nacht of overdag, waarop Wij haar tot een afgemaaid veld maken, alsof er de dag ervoor niets groeide. Zo zetten Wij de Tekenen uiteen aan een volk dat nadenkt. |
وَاللَّهُ يَدْعُو إِلَىٰ دَارِ السَّلَامِ وَيَهْدِي مَن يَشَاءُ إِلَىٰ صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ(25) En Allah roept naar het Huis van de Vrede (Dâroessalâm, het Paradijs) en Hij leidt wie Hij wil naar een recht Pad. |
۞ لِّلَّذِينَ أَحْسَنُوا الْحُسْنَىٰ وَزِيَادَةٌ ۖ وَلَا يَرْهَقُ وُجُوهَهُمْ قَتَرٌ وَلَا ذِلَّةٌ ۚ أُولَٰئِكَ أَصْحَابُ الْجَنَّةِ ۖ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ(26) Voor degenen die het goede verrichten is er het beste en meer. Grauwheid noch vernedering zal hun gezichten bedekken. Zij zijn degenen die de bewoners van het Paradijs zijn, zij zijn daarin eeuwig levenden. |
وَالَّذِينَ كَسَبُوا السَّيِّئَاتِ جَزَاءُ سَيِّئَةٍ بِمِثْلِهَا وَتَرْهَقُهُمْ ذِلَّةٌ ۖ مَّا لَهُم مِّنَ اللَّهِ مِنْ عَاصِمٍ ۖ كَأَنَّمَا أُغْشِيَتْ وُجُوهُهُمْ قِطَعًا مِّنَ اللَّيْلِ مُظْلِمًا ۚ أُولَٰئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ ۖ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ(27) En degenen die slechte daden verrichten: de vergelding van de slechte daad is met het daaraan gelijke, en vernedering, bedekt hen. Er zal voor hen tegen Allah geen verdediger zijn. Het is alsof hun gezichten zijn bedekt inet stukken vaji de nacht, als een duisternis. Zij zijn de bewoners van de Hel, zij zijn daarin eeuwig levenden. |
وَيَوْمَ نَحْشُرُهُمْ جَمِيعًا ثُمَّ نَقُولُ لِلَّذِينَ أَشْرَكُوا مَكَانَكُمْ أَنتُمْ وَشُرَكَاؤُكُمْ ۚ فَزَيَّلْنَا بَيْنَهُمْ ۖ وَقَالَ شُرَكَاؤُهُم مَّا كُنتُمْ إِيَّانَا تَعْبُدُونَ(28) En op die Dag verzamelen Wij hen allen, vervolgerns zeggen Wij tot degenen die (aan Allah) deelgenoten toekenden: "Op jullie plaats, jullie en jullie afgoden!" Dan zullen Wij onderscheid tussen hen maken. En hun afgoden zullen zeggen: "Jullie hebben ons niet aanbeden. |
فَكَفَىٰ بِاللَّهِ شَهِيدًا بَيْنَنَا وَبَيْنَكُمْ إِن كُنَّا عَنْ عِبَادَتِكُمْ لَغَافِلِينَ(29) Allah is voldoende als getuige tussen ons en jullie. Voorwaar, Wij waren zeker onwetend omtrent jullie aanbidding." |
هُنَالِكَ تَبْلُو كُلُّ نَفْسٍ مَّا أَسْلَفَتْ ۚ وَرُدُّوا إِلَى اللَّهِ مَوْلَاهُمُ الْحَقِّ ۖ وَضَلَّ عَنْهُم مَّا كَانُوا يَفْتَرُونَ(30) Op die Dag zal iedere ziel worden beproefd met wat zij voorheen heeft gedaan en zij zullen worden teruggevoerd tot Allah, hun ware Heer, en wat zij plachten te verzinnen, zal van hen weggaan. |
قُلْ مَن يَرْزُقُكُم مِّنَ السَّمَاءِ وَالْأَرْضِ أَمَّن يَمْلِكُ السَّمْعَ وَالْأَبْصَارَ وَمَن يُخْرِجُ الْحَيَّ مِنَ الْمَيِّتِ وَيُخْرِجُ الْمَيِّتَ مِنَ الْحَيِّ وَمَن يُدَبِّرُ الْأَمْرَ ۚ فَسَيَقُولُونَ اللَّهُ ۚ فَقُلْ أَفَلَا تَتَّقُونَ(31) Zeg: "Wie schenkt jullie voorzieningen uit de hemel en de aarde," of: "Wie heeft macht over (het scheppen van) het horen en het zien en wie brengt het levende voort uit het dode en wie brengt het dode voort uit het levende, en wie verordent het bestuur?" Zij zullen zeggen: "Allah," Zeg dan: "Zullen jullie (Allah) dan niet vrezen?" |
فَذَٰلِكُمُ اللَّهُ رَبُّكُمُ الْحَقُّ ۖ فَمَاذَا بَعْدَ الْحَقِّ إِلَّا الضَّلَالُ ۖ فَأَنَّىٰ تُصْرَفُونَ(32) Dat is Allah, jullie ware Heer. En na de Waarheid, is er niets dan de dwaling. Hoe komt het dan dat jullie worden afgeleid? |
كَذَٰلِكَ حَقَّتْ كَلِمَتُ رَبِّكَ عَلَى الَّذِينَ فَسَقُوا أَنَّهُمْ لَا يُؤْمِنُونَ(33) Zo werd het Woord van jouw Heer tegenover degenen die verdorven handelden bewaarheid. Voorwaar. zij geloven niet. |
قُلْ هَلْ مِن شُرَكَائِكُم مَّن يَبْدَأُ الْخَلْقَ ثُمَّ يُعِيدُهُ ۚ قُلِ اللَّهُ يَبْدَأُ الْخَلْقَ ثُمَّ يُعِيدُهُ ۖ فَأَنَّىٰ تُؤْفَكُونَ(34) Zeg (O Moehammad): "Zijn er onder jullie afgoden die de schepping beginnen en deze vervolgens herhalen?" Zeg: "Allah begint de schepping en herhaalt deze vervolgens, hoe komt het dan dat jullie worden belogen?" |
قُلْ هَلْ مِن شُرَكَائِكُم مَّن يَهْدِي إِلَى الْحَقِّ ۚ قُلِ اللَّهُ يَهْدِي لِلْحَقِّ ۗ أَفَمَن يَهْدِي إِلَى الْحَقِّ أَحَقُّ أَن يُتَّبَعَ أَمَّن لَّا يَهِدِّي إِلَّا أَن يُهْدَىٰ ۖ فَمَا لَكُمْ كَيْفَ تَحْكُمُونَ(35) Zeg: "Zijn er onder jullie afgoden die naar de Waarheid leiden? Zeg: "Allah leidt naar de Waarheid." Heeft Hij die naar de Waarheid leidt er meer recht op om gevolgd te worden, of hij, die geen leiding geeft maar zelf geleid moct worden? Wat is er dan met jullie? Hoe oordelen jullie? |
وَمَا يَتَّبِعُ أَكْثَرُهُمْ إِلَّا ظَنًّا ۚ إِنَّ الظَّنَّ لَا يُغْنِي مِنَ الْحَقِّ شَيْئًا ۚ إِنَّ اللَّهَ عَلِيمٌ بِمَا يَفْعَلُونَ(36) En de meesten van hen volgen niets dan een vermoeden. Voorwaar, het onzekere heft de Waarheid niet op. Voorwaar, Allah weet wat zij doen. |
وَمَا كَانَ هَٰذَا الْقُرْآنُ أَن يُفْتَرَىٰ مِن دُونِ اللَّهِ وَلَٰكِن تَصْدِيقَ الَّذِي بَيْنَ يَدَيْهِ وَتَفْصِيلَ الْكِتَابِ لَا رَيْبَ فِيهِ مِن رَّبِّ الْعَالَمِينَ(37) En het is omnogelijk dat deze Koran is gemaakt door iemand anders dan Allah, maar (hij is er) als bevestiging van wat ervoor was en als uitleg van de Schrift. Daaraan is geen twijfel, (hij komt) van de Heer der Werelden. |
أَمْ يَقُولُونَ افْتَرَاهُ ۖ قُلْ فَأْتُوا بِسُورَةٍ مِّثْلِهِ وَادْعُوا مَنِ اسْتَطَعْتُم مِّن دُونِ اللَّهِ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ(38) Of zeggen zij: "Hij (Moehammed) heeft hem verzonnen." Zeg: "Komt dan met een hoofdstuk dat daaraan gelijkwaardig is en roept aan wie jullie kunnen, buiten Allah, als jullie waarachtigen zijn." |
بَلْ كَذَّبُوا بِمَا لَمْ يُحِيطُوا بِعِلْمِهِ وَلَمَّا يَأْتِهِمْ تَأْوِيلُهُ ۚ كَذَٰلِكَ كَذَّبَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۖ فَانظُرْ كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الظَّالِمِينَ(39) Nee, zij loochenden zelfs de kennis over hem (de Koran), die zij niet kunnen bevatten, en de uitleg ervan is nog niet tot hen gekomen. Zo loochenden ook degenen vóór hen. Zie dan hoe het einde was van de onrechtplegers. |
وَمِنْهُم مَّن يُؤْمِنُ بِهِ وَمِنْهُم مَّن لَّا يُؤْمِنُ بِهِ ۚ وَرَبُّكَ أَعْلَمُ بِالْمُفْسِدِينَ(40) En onder hen zijn er die erin geloven, en onder hen zijn er die er niet in geloven, en jouw Heer kent de verderfzaaiers beter. |
وَإِن كَذَّبُوكَ فَقُل لِّي عَمَلِي وَلَكُمْ عَمَلُكُمْ ۖ أَنتُم بَرِيئُونَ مِمَّا أَعْمَلُ وَأَنَا بَرِيءٌ مِّمَّا تَعْمَلُونَ(41) En als zij jou loochenen, zeg dan: "Voor mij mijn daden en voor jullie jullie daden, jullie zijn niet aansprakelijk voor wat ik doe en ik ben niet aansprakelijk voor wat jullie doen." |
وَمِنْهُم مَّن يَسْتَمِعُونَ إِلَيْكَ ۚ أَفَأَنتَ تُسْمِعُ الصُّمَّ وَلَوْ كَانُوا لَا يَعْقِلُونَ(42) En onder hen zijn er die naar jou luisteren. Kan jij dan de doven (van hart) doen horen, ook wanneer zij hun verstand niet gebruiken? |
وَمِنْهُم مَّن يَنظُرُ إِلَيْكَ ۚ أَفَأَنتَ تَهْدِي الْعُمْيَ وَلَوْ كَانُوا لَا يُبْصِرُونَ(43) Voorwaar, en onder hen zijn er die naar jou kijken (en de Tekenen van jouw Profeetschap zien). Kan jij dan de blinden (van hart) leiden, ook wanneer zij niet zien? |
إِنَّ اللَّهَ لَا يَظْلِمُ النَّاسَ شَيْئًا وَلَٰكِنَّ النَّاسَ أَنفُسَهُمْ يَظْلِمُونَ(44) Voorwaar, Allah doet de niensen geen enkel onrecht aan, maar de mensen doen zichzelf onrecht aan. |
وَيَوْمَ يَحْشُرُهُمْ كَأَن لَّمْ يَلْبَثُوا إِلَّا سَاعَةً مِّنَ النَّهَارِ يَتَعَارَفُونَ بَيْنَهُمْ ۚ قَدْ خَسِرَ الَّذِينَ كَذَّبُوا بِلِقَاءِ اللَّهِ وَمَا كَانُوا مُهْتَدِينَ(45) En (gedenkt) de Dag waarop Hij hen bijeenbrengt, (dan is het voor hen) alsof zij niet langer (op aarde) hebben vertoefd dan één moment van de dag. Zij kennen elkaar (op die Dag). Voorzeker, zij die de ontmoeting met Allah loochenen, zullen verlies lijden en zij waren geen rechtgeleiden. |
وَإِمَّا نُرِيَنَّكَ بَعْضَ الَّذِي نَعِدُهُمْ أَوْ نَتَوَفَّيَنَّكَ فَإِلَيْنَا مَرْجِعُهُمْ ثُمَّ اللَّهُ شَهِيدٌ عَلَىٰ مَا يَفْعَلُونَ(46) Of Wij jou nu een gedeelte van wat Wij hen (van de bestraffing) hebben aangezegd laten zien, of dat Wij jou wegnemen: later is tot Ons hun terugkeer. Allah is Getuige van wat zij doen. |
وَلِكُلِّ أُمَّةٍ رَّسُولٌ ۖ فَإِذَا جَاءَ رَسُولُهُمْ قُضِيَ بَيْنَهُم بِالْقِسْطِ وَهُمْ لَا يُظْلَمُونَ(47) En voor iedere gemeenschap is er een Boodschapper. Wanneer dan hun Boodschapper is gekomen, dan wordt er onder hen rechtvaardig geoordeeld, en hun zal geen onrecht worden aangedaan. |
وَيَقُولُونَ مَتَىٰ هَٰذَا الْوَعْدُ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ(48) En zij zeggen: "Wanneer is deze aanzegging. als jullie waarachtigen zijn?" |
قُل لَّا أَمْلِكُ لِنَفْسِي ضَرًّا وَلَا نَفْعًا إِلَّا مَا شَاءَ اللَّهُ ۗ لِكُلِّ أُمَّةٍ أَجَلٌ ۚ إِذَا جَاءَ أَجَلُهُمْ فَلَا يَسْتَأْخِرُونَ سَاعَةً ۖ وَلَا يَسْتَقْدِمُونَ(49) Zeg (O Moehammad): "Ik heb voor mijzelf geen macht om schade te voorkomen, noch om iets van nut te verkrijgen, behalve wat Allah wil." Voor elke gemeenschap is er een eindtijd. Wanneer hun eindtijd is gekomen, dan kunnen zij het geen moment uitstellen, noch kunnen zij het bespoedigen. |
قُلْ أَرَأَيْتُمْ إِنْ أَتَاكُمْ عَذَابُهُ بَيَاتًا أَوْ نَهَارًا مَّاذَا يَسْتَعْجِلُ مِنْهُ الْمُجْرِمُونَ(50) Zeg: "Wat denken jullie, wanneer Zijn bestraffing tot jullie komt, in de nacht of overdag?" Waarom bespoedigen de misdadigers die dan?" |
أَثُمَّ إِذَا مَا وَقَعَ آمَنتُم بِهِ ۚ آلْآنَ وَقَدْ كُنتُم بِهِ تَسْتَعْجِلُونَ(51) Vervolgens, wanneer (de bestraffing) heeft plaatsgevonden, dan geloven jullie erin? Nu? Terwijl jullie waarlijk om bespoediging ervan plachten te vragen? |
ثُمَّ قِيلَ لِلَّذِينَ ظَلَمُوا ذُوقُوا عَذَابَ الْخُلْدِ هَلْ تُجْزَوْنَ إِلَّا بِمَا كُنتُمْ تَكْسِبُونَ(52) Daarna zal tot degenen die onrecht pleegden worden gezegd: "Proeft de eeuwige bestraffing, jullie worden vergolden voor niets anders dan wat jullie plachten te bedrijven." |
۞ وَيَسْتَنبِئُونَكَ أَحَقٌّ هُوَ ۖ قُلْ إِي وَرَبِّي إِنَّهُ لَحَقٌّ ۖ وَمَا أَنتُم بِمُعْجِزِينَ(53) En zij vragen jou: "Is het waar?" Ze.g: "Ja, bij mijn Heer: voorwaar, het is zeker de Waarheid, en jullie kunnen het niet ontvluchten." |
وَلَوْ أَنَّ لِكُلِّ نَفْسٍ ظَلَمَتْ مَا فِي الْأَرْضِ لَافْتَدَتْ بِهِ ۗ وَأَسَرُّوا النَّدَامَةَ لَمَّا رَأَوُا الْعَذَابَ ۖ وَقُضِيَ بَيْنَهُم بِالْقِسْطِ ۚ وَهُمْ لَا يُظْلَمُونَ(54) En wanneer iedere onrecht plegende mens zou beschikken over alles wat er op de aarde is, dan zou bij zich ennee willen vrijkopen. En zij verbergen hun spijt wanneer zij de bestraffing zien. En er zal tussen hen rechtvaardig worden geoordeeld, en hun zal geen onrecht worden aangedaan. |
أَلَا إِنَّ لِلَّهِ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ ۗ أَلَا إِنَّ وَعْدَ اللَّهِ حَقٌّ وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَهُمْ لَا يَعْلَمُونَ(55) Weet voorwaar, aan Allah behoort wat in de hemelen en op de aarde is. Weet: voorwaar, de belofte van Allah is waar, maar de meesten van hen weten het niet. |
هُوَ يُحْيِي وَيُمِيتُ وَإِلَيْهِ تُرْجَعُونَ(56) Hij doet leven en Hij doet sterven en tot Hem worden jullie teruggekeerd. |
يَا أَيُّهَا النَّاسُ قَدْ جَاءَتْكُم مَّوْعِظَةٌ مِّن رَّبِّكُمْ وَشِفَاءٌ لِّمَا فِي الصُّدُورِ وَهُدًى وَرَحْمَةٌ لِّلْمُؤْمِنِينَ(57) O mensen, voorzeker, er is cm vermaning van jullie Heer tot jullie gekomen en een genezing voor wat in jullie harten is, en Leiding en Barmhartigheid voor de gelovigen. |
قُلْ بِفَضْلِ اللَّهِ وَبِرَحْمَتِهِ فَبِذَٰلِكَ فَلْيَفْرَحُوا هُوَ خَيْرٌ مِّمَّا يَجْمَعُونَ(58) Zeg (O Moehammad): "Met de gunst van Allah en Zijn Barmhartigheid, laten zij zich dan daarmee verheugen. Hij (de gunst) is beter dan wat zij verzamelen." |
قُلْ أَرَأَيْتُم مَّا أَنزَلَ اللَّهُ لَكُم مِّن رِّزْقٍ فَجَعَلْتُم مِّنْهُ حَرَامًا وَحَلَالًا قُلْ آللَّهُ أَذِنَ لَكُمْ ۖ أَمْ عَلَى اللَّهِ تَفْتَرُونَ(59) Zeg: "Hebben jullie gezien wat Allah voor jullie heeft neergezonden aan voorzieningen, waarna jullie daarvan verboden en toegestane dingen maakten?" Zeg: "Heeft Allah jullie (darvoor) toestemming gegeven? Of verzinnen jullie leugens over Allah?" |
وَمَا ظَنُّ الَّذِينَ يَفْتَرُونَ عَلَى اللَّهِ الْكَذِبَ يَوْمَ الْقِيَامَةِ ۗ إِنَّ اللَّهَ لَذُو فَضْلٍ عَلَى النَّاسِ وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَهُمْ لَا يَشْكُرُونَ(60) En wat zullen degenen die over Allah leugens verzinnen, denken op de Dag der Opstanding? Voorwaar, Allah is de Bezitter van de gunst vom de mensen, maar de meesten van hen zijn niet dankbaar. |
وَمَا تَكُونُ فِي شَأْنٍ وَمَا تَتْلُو مِنْهُ مِن قُرْآنٍ وَلَا تَعْمَلُونَ مِنْ عَمَلٍ إِلَّا كُنَّا عَلَيْكُمْ شُهُودًا إِذْ تُفِيضُونَ فِيهِ ۚ وَمَا يَعْزُبُ عَن رَّبِّكَ مِن مِّثْقَالِ ذَرَّةٍ فِي الْأَرْضِ وَلَا فِي السَّمَاءِ وَلَا أَصْغَرَ مِن ذَٰلِكَ وَلَا أَكْبَرَ إِلَّا فِي كِتَابٍ مُّبِينٍ(61) En jij houdt je niet met een zaak bezig, en niets draag jij daarover van de Koran voor, en jullie verrichten jullie geen werk, of Wij zijn over jullie Getuigen wanneer jullie daarin verdiept zijn. En jouw Heer ontgaat geen stofdeeltje op de aarde en (in) de hemel; en er is niets kleiners dan dat en niets groters, of het staat in een duidelijk Boek. |
أَلَا إِنَّ أَوْلِيَاءَ اللَّهِ لَا خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلَا هُمْ يَحْزَنُونَ(62) Weet: voorwaar, er zal geen vrees over de geliefden van Allah komen en zij zullen niet treuren. |
الَّذِينَ آمَنُوا وَكَانُوا يَتَّقُونَ(63) Degenen die geloofden en voortdurend (Allah) vreesden. |
لَهُمُ الْبُشْرَىٰ فِي الْحَيَاةِ الدُّنْيَا وَفِي الْآخِرَةِ ۚ لَا تَبْدِيلَ لِكَلِمَاتِ اللَّهِ ۚ ذَٰلِكَ هُوَ الْفَوْزُ الْعَظِيمُ(64) Voor hen is er de verheugende tijding in het wereldse leven en in het Hiernamaals. De Woorden van Allah kennen geen verandering. Dat is de geweldige overwinning. |
وَلَا يَحْزُنكَ قَوْلُهُمْ ۘ إِنَّ الْعِزَّةَ لِلَّهِ جَمِيعًا ۚ هُوَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ(65) En laten hun woorden jou niet bedroeven: voorwaar, alle glorie behoort aan Allah, Hij is de Alhorende, de Alwetende. |
أَلَا إِنَّ لِلَّهِ مَن فِي السَّمَاوَاتِ وَمَن فِي الْأَرْضِ ۗ وَمَا يَتَّبِعُ الَّذِينَ يَدْعُونَ مِن دُونِ اللَّهِ شُرَكَاءَ ۚ إِن يَتَّبِعُونَ إِلَّا الظَّنَّ وَإِنْ هُمْ إِلَّا يَخْرُصُونَ(66) Weet: voorwaar, aan Allah behoort wat er in de hemelen en op de aarde is. En degenen die deelgenoten naast Allah aanroepen volgen geen (overtuiging), zij volgen niets dan vermoedens en zij doen niets dan liegen. |
هُوَ الَّذِي جَعَلَ لَكُمُ اللَّيْلَ لِتَسْكُنُوا فِيهِ وَالنَّهَارَ مُبْصِرًا ۚ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَاتٍ لِّقَوْمٍ يَسْمَعُونَ(67) Hij is Degene Die de nacht voor jullie heeft gemaakt opdat jullie er rust in vinden, en de dag om te zien. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor een volk dat luistert. |
قَالُوا اتَّخَذَ اللَّهُ وَلَدًا ۗ سُبْحَانَهُ ۖ هُوَ الْغَنِيُّ ۖ لَهُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الْأَرْضِ ۚ إِنْ عِندَكُم مِّن سُلْطَانٍ بِهَٰذَا ۚ أَتَقُولُونَ عَلَى اللَّهِ مَا لَا تَعْلَمُونَ(68) Zij (de Joden en de Christenen) zeggen: "Allah heeft Zich een zoon genomen." Heilig is Hij, Hij is de Behoefteloze, aan Hem behoort wat in de hemelen en op de aarde is. Jullie hebben daarvoor geen bewijs. Zeggen jullie over Allah wat jullie niet weten? |
قُلْ إِنَّ الَّذِينَ يَفْتَرُونَ عَلَى اللَّهِ الْكَذِبَ لَا يُفْلِحُونَ(69) Zeg: "Voorwaar, degenen die leugens over Allah verzinnen zullen niet welslagen." |
مَتَاعٌ فِي الدُّنْيَا ثُمَّ إِلَيْنَا مَرْجِعُهُمْ ثُمَّ نُذِيقُهُمُ الْعَذَابَ الشَّدِيدَ بِمَا كَانُوا يَكْفُرُونَ(70) (Voor hen is er slechts) een genieting op de wereld, daarna is hun terugkeer tot Ons. Vervolgens doen Wij hen de harde bestraffing proeven wegens dat waaraan zij ongelovig plachten te zijn. |
۞ وَاتْلُ عَلَيْهِمْ نَبَأَ نُوحٍ إِذْ قَالَ لِقَوْمِهِ يَا قَوْمِ إِن كَانَ كَبُرَ عَلَيْكُم مَّقَامِي وَتَذْكِيرِي بِآيَاتِ اللَّهِ فَعَلَى اللَّهِ تَوَكَّلْتُ فَأَجْمِعُوا أَمْرَكُمْ وَشُرَكَاءَكُمْ ثُمَّ لَا يَكُنْ أَمْرُكُمْ عَلَيْكُمْ غُمَّةً ثُمَّ اقْضُوا إِلَيَّ وَلَا تُنظِرُونِ(71) En lees ben de geschiedenis van Noeh voor, toen Hij tot zijn volk zei: "O mijn volk, als jullie bezwaar hebben tegen mijn plaats en mijn vermanen met Allah's Verzen: op Allah heb ik mijn vertrouwen gesteld. Neem dan jullie besluit, (samen met) jullie deelgenoten en laat jullie besluit vervolgens niet verborgen zijn voor jullie (onderling). Voert het vervolgens uit en geeft mij geen uitstel. |
فَإِن تَوَلَّيْتُمْ فَمَا سَأَلْتُكُم مِّنْ أَجْرٍ ۖ إِنْ أَجْرِيَ إِلَّا عَلَى اللَّهِ ۖ وَأُمِرْتُ أَنْ أَكُونَ مِنَ الْمُسْلِمِينَ(72) Als jullie je dan afwenden; ik heb jullie geen beloning gevraagd; mijn beloning rust slechts bij Allah, en mij is bevolen om te behoren tot hen die zich hebben overgegeven (aan Allah)." |
فَكَذَّبُوهُ فَنَجَّيْنَاهُ وَمَن مَّعَهُ فِي الْفُلْكِ وَجَعَلْنَاهُمْ خَلَائِفَ وَأَغْرَقْنَا الَّذِينَ كَذَّبُوا بِآيَاتِنَا ۖ فَانظُرْ كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُنذَرِينَ(73) Toen loochenden zij hem (Noeh) waarop Wij hem redden en degenen die met hem in het schip waren en Wij maakten hen tot opvolgers. En Wij verdronken degenen die Onze Tekenen loochenden. Zie dan hoe het einde van de gewaarschuwden was. |
ثُمَّ بَعَثْنَا مِن بَعْدِهِ رُسُلًا إِلَىٰ قَوْمِهِمْ فَجَاءُوهُم بِالْبَيِّنَاتِ فَمَا كَانُوا لِيُؤْمِنُوا بِمَا كَذَّبُوا بِهِ مِن قَبْلُ ۚ كَذَٰلِكَ نَطْبَعُ عَلَىٰ قُلُوبِ الْمُعْتَدِينَ(74) Daarna zonden Wij na hem Boodschappers tot hun volk zodat zij niet de duidelijke Bewijzen tot hen kwamen, zij wilden toen niet geloven vanwege wat zij voorheen hadden geloochend. Zo vergrendelden Wij de harten van dc overtreders. |
ثُمَّ بَعَثْنَا مِن بَعْدِهِم مُّوسَىٰ وَهَارُونَ إِلَىٰ فِرْعَوْنَ وَمَلَئِهِ بِآيَاتِنَا فَاسْتَكْبَرُوا وَكَانُوا قَوْمًا مُّجْرِمِينَ(75) Daarna zonden Wij na hen Môesa en Hârôen tot Fir'aun en zijn vooraanstaanden met Onze Tekenen, waarop zij hoogmoedig werden. En zij waren een misdadig volk. |
فَلَمَّا جَاءَهُمُ الْحَقُّ مِنْ عِندِنَا قَالُوا إِنَّ هَٰذَا لَسِحْرٌ مُّبِينٌ(76) Toen dan de Waarheid van Onze Zijde tot hen gekomen was, zeiden zij: "Voorwaar, dit is zeker duidelijke tovenarij." |
قَالَ مُوسَىٰ أَتَقُولُونَ لِلْحَقِّ لَمَّا جَاءَكُمْ ۖ أَسِحْرٌ هَٰذَا وَلَا يُفْلِحُ السَّاحِرُونَ(77) Môesa zei: "Spraken jullie de Waarheid toen die tot jullie kwam? Is dit tovenarij, terwijl de tovenaars niet winnen?" |
قَالُوا أَجِئْتَنَا لِتَلْفِتَنَا عَمَّا وَجَدْنَا عَلَيْهِ آبَاءَنَا وَتَكُونَ لَكُمَا الْكِبْرِيَاءُ فِي الْأَرْضِ وَمَا نَحْنُ لَكُمَا بِمُؤْمِنِينَ(78) Zij zeiden. "Ben jij tot ons gekomen om ons af te brengen van dat (pad van de afgoderij) waarop wij onze vaderen aantroffen en opdat de macht op aarde voor jullie (Môesa en Hârôen) zou zijn? Maar wij geloven jullie niet." |
وَقَالَ فِرْعَوْنُ ائْتُونِي بِكُلِّ سَاحِرٍ عَلِيمٍ(79) En Fir'aun zei: "Brengt mij alle vakkundige tovenaars." |
فَلَمَّا جَاءَ السَّحَرَةُ قَالَ لَهُم مُّوسَىٰ أَلْقُوا مَا أَنتُم مُّلْقُونَ(80) Toen dan alle tovenaars waren gekomen, zei Môesa tot hen: "Werpt dat wat jullie (willen) werpen." |
فَلَمَّا أَلْقَوْا قَالَ مُوسَىٰ مَا جِئْتُم بِهِ السِّحْرُ ۖ إِنَّ اللَّهَ سَيُبْطِلُهُ ۖ إِنَّ اللَّهَ لَا يُصْلِحُ عَمَلَ الْمُفْسِدِينَ(81) Toen zij dan hadden geworpen, zei Môesa: "Wat jullie hebben gebracht is tovenarij, voorwaar, Allah zal het teniet doen. Voorwaar, Allah laat de werken van de verderfzaaiers niet voortbestaan." |
وَيُحِقُّ اللَّهُ الْحَقَّ بِكَلِمَاتِهِ وَلَوْ كَرِهَ الْمُجْرِمُونَ(82) En Allah vestigt de Waarheid met Zijn Woorden, ook al hebben de misdadigers er een afkeer van. |
فَمَا آمَنَ لِمُوسَىٰ إِلَّا ذُرِّيَّةٌ مِّن قَوْمِهِ عَلَىٰ خَوْفٍ مِّن فِرْعَوْنَ وَمَلَئِهِمْ أَن يَفْتِنَهُمْ ۚ وَإِنَّ فِرْعَوْنَ لَعَالٍ فِي الْأَرْضِ وَإِنَّهُ لَمِنَ الْمُسْرِفِينَ(83) Toen gcloofde niemand Môesa, behalve (enkele) jongelingen van zijn volk, terwijl zij vreesden dat Fir'aun en zijn vooraanstaanden hen zouden vervolgen. En voorwaar, Fir'aun was zeker een onderdrukker in het land: en voorwaar, hij behoorde zeker tot de buitensporigen. |
وَقَالَ مُوسَىٰ يَا قَوْمِ إِن كُنتُمْ آمَنتُم بِاللَّهِ فَعَلَيْهِ تَوَكَّلُوا إِن كُنتُم مُّسْلِمِينَ(84) En Môesa zei: "O mijn volk, als jullie in Allah geloven, stelt dan jullie vertrouwen op Hem, als jullie je hebben overgegeven (aan Allah)." |
فَقَالُوا عَلَى اللَّهِ تَوَكَّلْنَا رَبَّنَا لَا تَجْعَلْنَا فِتْنَةً لِّلْقَوْمِ الظَّالِمِينَ(85) Toen zeiden zij: "Op Allah hebben wij ons vertrouwen gesteld, Onze Hem, maak ons geen voorwerp van vervolging door het onreelhtplegende volk. |
وَنَجِّنَا بِرَحْمَتِكَ مِنَ الْقَوْمِ الْكَافِرِينَ(86) En red ons door Uw Barmhartigheid van het ongelovige volk." |
وَأَوْحَيْنَا إِلَىٰ مُوسَىٰ وَأَخِيهِ أَن تَبَوَّءَا لِقَوْمِكُمَا بِمِصْرَ بُيُوتًا وَاجْعَلُوا بُيُوتَكُمْ قِبْلَةً وَأَقِيمُوا الصَّلَاةَ ۗ وَبَشِّرِ الْمُؤْمِنِينَ(87) En Wij openbaarden aan Môesa en zijn broeder: "Bouwt voor jullie volk huizen in Egypte en maakt van jullie woningen gebedsbuizen en onderhoudt de shalât en verkondigt een verheugende tijding aan de gelovigen." |
وَقَالَ مُوسَىٰ رَبَّنَا إِنَّكَ آتَيْتَ فِرْعَوْنَ وَمَلَأَهُ زِينَةً وَأَمْوَالًا فِي الْحَيَاةِ الدُّنْيَا رَبَّنَا لِيُضِلُّوا عَن سَبِيلِكَ ۖ رَبَّنَا اطْمِسْ عَلَىٰ أَمْوَالِهِمْ وَاشْدُدْ عَلَىٰ قُلُوبِهِمْ فَلَا يُؤْمِنُوا حَتَّىٰ يَرَوُا الْعَذَابَ الْأَلِيمَ(88) En Môesa zei: "Onze Heer, voorwaar, U heeft Fir'aun en zijn vooraanstaanden versieringen en bezittingen tijdens het wereldse leven gegeven. Onze Heef, daardoor hielden zij (de mensen) af van Uw Pad. O Heer, vaag hun bezittingen weg en verhardt hun harten zodat zij niet geloven totdat zij de pijnlijke bestraffing zien." |
قَالَ قَدْ أُجِيبَت دَّعْوَتُكُمَا فَاسْتَقِيمَا وَلَا تَتَّبِعَانِّ سَبِيلَ الَّذِينَ لَا يَعْلَمُونَ(89) Hij (Allah) zei: "Voorzeker, Ik heb jullie smeekbede verhoord. Blijft daarom (op het rechte Pad) en volgt niet de weg van degenen die niet weten." |
۞ وَجَاوَزْنَا بِبَنِي إِسْرَائِيلَ الْبَحْرَ فَأَتْبَعَهُمْ فِرْعَوْنُ وَجُنُودُهُ بَغْيًا وَعَدْوًا ۖ حَتَّىٰ إِذَا أَدْرَكَهُ الْغَرَقُ قَالَ آمَنتُ أَنَّهُ لَا إِلَٰهَ إِلَّا الَّذِي آمَنَتْ بِهِ بَنُو إِسْرَائِيلَ وَأَنَا مِنَ الْمُسْلِمِينَ(90) En Wij brachten de Kinderen van Israël over de zee, waarop Fir'aun en zijn legefs hen volgden uit tirannie en vijandschap, totdat, toen de verdrinking hen bereikte, Fir"aun zei: "Ik geloofdat er geen god is dan Degene waarin de Kinderen van Israël geloven en ik behoor tot hen die zich hebben overgegeven (aan Allah)." |
آلْآنَ وَقَدْ عَصَيْتَ قَبْلُ وَكُنتَ مِنَ الْمُفْسِدِينَ(91) (Allah zei:) "Nu? Terwijl jij voorheen opstandig was en tot de verderfzaaiers behoorde?" |
فَالْيَوْمَ نُنَجِّيكَ بِبَدَنِكَ لِتَكُونَ لِمَنْ خَلْفَكَ آيَةً ۚ وَإِنَّ كَثِيرًا مِّنَ النَّاسِ عَنْ آيَاتِنَا لَغَافِلُونَ(92) Op deze dag dan redden Wij jouw lichaam opdat jij een Teken zult zijn voor hen die na jou komen. En voorwaar, velen van de mensen zijn achteloos tegenover Onze Tekenen. |
وَلَقَدْ بَوَّأْنَا بَنِي إِسْرَائِيلَ مُبَوَّأَ صِدْقٍ وَرَزَقْنَاهُم مِّنَ الطَّيِّبَاتِ فَمَا اخْتَلَفُوا حَتَّىٰ جَاءَهُمُ الْعِلْمُ ۚ إِنَّ رَبَّكَ يَقْضِي بَيْنَهُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ فِيمَا كَانُوا فِيهِ يَخْتَلِفُونَ(93) En Wij plaatsten de Kinderen van Israël in voortreffelijke woonplaatsen en Wij gaven hun voorzieningen van de goede dingen, en zij verschildein niet van mening totdat de kennis tot hen was gekomen. Voorwaar, jouw Heer oordeelt tussen hen op de Dag der Opstanding over dat waar zij van mening over verschilden. |
فَإِن كُنتَ فِي شَكٍّ مِّمَّا أَنزَلْنَا إِلَيْكَ فَاسْأَلِ الَّذِينَ يَقْرَءُونَ الْكِتَابَ مِن قَبْلِكَ ۚ لَقَدْ جَاءَكَ الْحَقُّ مِن رَّبِّكَ فَلَا تَكُونَنَّ مِنَ الْمُمْتَرِينَ(94) Als jij dan in twijfel verkeert over wat Wij aan jou hebben neergezonden, vraag dan aan hen die de Schrift lezen (die) vóór jou (is geopenbaard). Voorzeker, de Waarheid van jouw Heer is tot jou gekomen, behoor daarom niet tot de twijfelaars. |
وَلَا تَكُونَنَّ مِنَ الَّذِينَ كَذَّبُوا بِآيَاتِ اللَّهِ فَتَكُونَ مِنَ الْخَاسِرِينَ(95) En behoor in geen geval tot degenen die de Verzen van Allah loochenen, anders dan zal jij tot de verliezers behoren. |
إِنَّ الَّذِينَ حَقَّتْ عَلَيْهِمْ كَلِمَتُ رَبِّكَ لَا يُؤْمِنُونَ(96) Voorwaar, degenen over wie het Woord (van bestraffing) van jouw Heer tereclit is: zij geloven niet. |
وَلَوْ جَاءَتْهُمْ كُلُّ آيَةٍ حَتَّىٰ يَرَوُا الْعَذَابَ الْأَلِيمَ(97) Ook al kwamen alle Tekenen tot hen, totdat zij de pijnlijke bestraffing zien. |
فَلَوْلَا كَانَتْ قَرْيَةٌ آمَنَتْ فَنَفَعَهَا إِيمَانُهَا إِلَّا قَوْمَ يُونُسَ لَمَّا آمَنُوا كَشَفْنَا عَنْهُمْ عَذَابَ الْخِزْيِ فِي الْحَيَاةِ الدُّنْيَا وَمَتَّعْنَاهُمْ إِلَىٰ حِينٍ(98) Was er maar een stad geweest, naast die van het volk van Yôenoes, die geloofde, opdat haar gelool haar zou baten. Toen zij (het volk van Yôenoes") geloofden, namen Wij de bestraffing van de vernedering in het wereldse leven weg, en schonken Wij hen genietingen tot een bepaalde tijd. |
وَلَوْ شَاءَ رَبُّكَ لَآمَنَ مَن فِي الْأَرْضِ كُلُّهُمْ جَمِيعًا ۚ أَفَأَنتَ تُكْرِهُ النَّاسَ حَتَّىٰ يَكُونُوا مُؤْمِنِينَ(99) En als jouw Heer het had gewild, dan zouden degenen die op aarde zijn, zeker allen tezamen hebben geloofd. Wil jij (O Moehammad) dan de mensen dwingen opdat zij gelovigen worden? |
وَمَا كَانَ لِنَفْسٍ أَن تُؤْمِنَ إِلَّا بِإِذْنِ اللَّهِ ۚ وَيَجْعَلُ الرِّجْسَ عَلَى الَّذِينَ لَا يَعْقِلُونَ(100) En geen ziel kan geloven, behalve met verlof van Allah. En Hij legt een bestraffing op aan degenen die hun verstand niet gebruiken. |
قُلِ انظُرُوا مَاذَا فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ ۚ وَمَا تُغْنِي الْآيَاتُ وَالنُّذُرُ عَن قَوْمٍ لَّا يُؤْمِنُونَ(101) Zeg (O Moehammad): "Aanschouwt wat er in de hemelen en op de aarde is. Maar de Tekenen en de waarschuwingen baten niet voor een volk dat niet gelooft." |
فَهَلْ يَنتَظِرُونَ إِلَّا مِثْلَ أَيَّامِ الَّذِينَ خَلَوْا مِن قَبْلِهِمْ ۚ قُلْ فَانتَظِرُوا إِنِّي مَعَكُم مِّنَ الْمُنتَظِرِينَ(102) Wachten zij dan alleen maar op rampen zoals van degenen die hen vooraf gingen? Zeg: "Wachten jullie dan maar. Voorwaar, ik behoor met jullie tot de wachtenden." |
ثُمَّ نُنَجِّي رُسُلَنَا وَالَّذِينَ آمَنُوا ۚ كَذَٰلِكَ حَقًّا عَلَيْنَا نُنجِ الْمُؤْمِنِينَ(103) Daarna redden Wij Onze Boodschappers en degenen die geloofden. Zo stellen Wij het Ons tot een plicht om de gelovigen te redden. |
قُلْ يَا أَيُّهَا النَّاسُ إِن كُنتُمْ فِي شَكٍّ مِّن دِينِي فَلَا أَعْبُدُ الَّذِينَ تَعْبُدُونَ مِن دُونِ اللَّهِ وَلَٰكِنْ أَعْبُدُ اللَّهَ الَّذِي يَتَوَفَّاكُمْ ۖ وَأُمِرْتُ أَنْ أَكُونَ مِنَ الْمُؤْمِنِينَ(104) Zeg: "O mensen, als jullie twijfelen aan mijn godsdienst: ik aanbid niet wat jullie naast Allah aanbidden, maar ik aanbid Allah die jullie wegneemt. En mij is bevolen om tot de gelovigen te behoren. |
وَأَنْ أَقِمْ وَجْهَكَ لِلدِّينِ حَنِيفًا وَلَا تَكُونَنَّ مِنَ الْمُشْرِكِينَ(105) En om jouw aangezicht (O Moehammad) tot de godsdienst te wenden als een Hanîf, en behoor zeker niet tot de veelgodenaanbidders. |
وَلَا تَدْعُ مِن دُونِ اللَّهِ مَا لَا يَنفَعُكَ وَلَا يَضُرُّكَ ۖ فَإِن فَعَلْتَ فَإِنَّكَ إِذًا مِّنَ الظَّالِمِينَ(106) En roep buiten Allah niet aan wat jou niet kan baten en niet kan schaden. Als jij dat deed, voorwaar, dan zou jij tot de onrechtplegers behoren. |
وَإِن يَمْسَسْكَ اللَّهُ بِضُرٍّ فَلَا كَاشِفَ لَهُ إِلَّا هُوَ ۖ وَإِن يُرِدْكَ بِخَيْرٍ فَلَا رَادَّ لِفَضْلِهِ ۚ يُصِيبُ بِهِ مَن يَشَاءُ مِنْ عِبَادِهِ ۚ وَهُوَ الْغَفُورُ الرَّحِيمُ(107) En wanneer Allah jou met een tegenslag treft, dan is er niemand die deze kan wegnemen, behalve Hij. En wanneer Hij voor jou iets goeds wenst, dan kan niemand Zijn gunst tegenhouden. Hij treft daarmee wie Hij wil van Zijn dienaren. En Hij is de Vergevensgezinde, de Meest Barmhartige. |
قُلْ يَا أَيُّهَا النَّاسُ قَدْ جَاءَكُمُ الْحَقُّ مِن رَّبِّكُمْ ۖ فَمَنِ اهْتَدَىٰ فَإِنَّمَا يَهْتَدِي لِنَفْسِهِ ۖ وَمَن ضَلَّ فَإِنَّمَا يَضِلُّ عَلَيْهَا ۖ وَمَا أَنَا عَلَيْكُم بِوَكِيلٍ(108) Zeg: "O mensen, waarlijk, de Waarheid van jullie Heer is tot jullie gekomen. Wie dan de Leiding volgt: voorwaar, hij volgt die slechts in zijn eigen voordeel. En wie dwaalt: voorwaar, die dwaalt slechts ten nadele van zichzelf En ik ben geen voogd over jullie." |
وَاتَّبِعْ مَا يُوحَىٰ إِلَيْكَ وَاصْبِرْ حَتَّىٰ يَحْكُمَ اللَّهُ ۚ وَهُوَ خَيْرُ الْحَاكِمِينَ(109) En volg wat ma jou is geopenbaard en wees geduldig totdat Allah oordeelt. En Hij is de Beste der Rechters. |